Litterarische fantasien en kritieken. Deel 7
(1884)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 96]
| |
Vanity Fair.Pour faire l'histoire d'une religion, il est nécessaire, premièrement, d'y avoir cru (sans cela on ne saurait comprendre par quoi elle a charmé et satisfait la conscience humaine); en second lieu, de n'y plus croire d'une manière absolue, car la foi absolue est incompatible avec l'histoire sincère. | |
IDe genius der billijkheid fluistert dat het open vak, tusschen dit motto en den daarboven geplaatsten titel, de ware ruimte is voor het in den zomer van 1864 te Amsterdam gehouden kongres van de Internationale Vereeniging tot bevordering der Sociale Wetenschappen. Eene regte kermis der ijdelheid is dat kongres geweest, maar ook eene loopplaats van trouwhartige bedoelingen; en zoo men velen aldaar enkel zichzelf heeft zien zoeken, of zien verbergen, anderen heeft men er aangetroffen wier liefde voor deze instelling aan eene eeredienst grenst. De katalogiserende geest der geschiedenis vindt hier tevens eene religie te teekenen, en eene tooneelvertooning te schetsen. Kongressen als het amsterdamsche zijn de openbare godsdienstoefeningen van de kinderen der 19de eeuw. Door leeken worden hier de funktien van den priester waargenomen. Of laat mij liever zeggen: aan de orde is er het algemeen pries- | |
[pagina 97]
| |
terschap der geloovigen. Men gelooft: daarom gaat men op naar Jeruzalem, zingend de liederen van Hamaäloth. Men gelooft: daarom vraagt men het woord, en houdt het zoo lang men kan. Het ligt in den aard der zaak, en van onzen tijd, dat de belijdenis van deze bedevaartgangers bezwaarlijk onder eene scherpe formule gebragt kan worden. Zelfs met de saksische stokslagen van Charlemagne zou men de meesten dier mannen en vrouwen het Vader Onze, of de Twaalf Artikelen, niet in het geheugen of uit de keel kunnen drijven. Toch houden zij er in zekeren zin een Credo op na. Met den eenvoud der kinderkens gelooven zij aan ‘le progrès.’ Wanneer zij den kleinen De Graan een koncert van Vieuxtemps en eene variatie van Paganini hooren spelen; wanneer zij Richard III, met de woorden van Shakespeare, de hand van Elizabeth's dochter hooren vragen; dan blijft hun geloof ongeschokt. Ga naar voetnoot1 Zij bekommeren er zich niet om, dat het genie in alle eeuwen den draak steekt met ons getob en gezwoeg. Slechts één ding heeft te Amsterdam aan hunne zaligheid ontbroken. Had het hoofdbestuur, instede van hen te onthalen op het onverstaanbaar en eindeloos verslag van een stemloos algemeen sekretaris, kunnen goedvinden de zittingen van het kongres te doen openen met eene feestrede, uitgesproken door den heer Edmond About, en door dezen getrokken uit zijn jongste geschrift De Vooruitgang, hunne bevrediging zou volkomen geweest zijn. Gelijk er niemand onder hen gevonden wordt die niet gelooft aan l'évangile du progrès, en aan de magt van het gesproken woord, vormen zij bovendien allen te zamen eene Societeit van Propaganda. Hierin is hunne kerk aan de christelijke van het apostolisch tijdvak gelijk, dat zij tevens een zendelinggenootschap is. Men heeft ter openbare vergadering en elders hagchelijke vergelijkingen gemaakt tusschen het kongres van Amsterdam en het kongres van Mechelen; heeft het eene tegen het andere overgesteld, als het toonbeeld der vrijheid aan het | |
[pagina 98]
| |
toonbeeld van den dwang; heeft het laatste in de schaduw, het eerste in een voordeelig licht geplaatst; zoo voordeelig en behagelijk, dat het vuurwerk aan de boorden van den Amstel er wel een weinig door overschaduwd is. Doch is dan wezenlijk het onderscheid zoo groot tusschen: Vivent les jésuites! en: A bas les jésuites! Tusschen: Il nous faut des couvents, en Il nous faut des écoles? De ijver-zelf waarmede men de tegenstelling deed uitkomen, verried dat men zich bewust was van eene reeds bestaande mededinging. Waartoe bovendien die punten van vergelijking, ontleend aan het katholiek en belgisch Mechelen? De jongste algemeene vergadering van het protestantsch zendelinggenootschap te Rotterdam, - want het staat geschreven dat de twee groote koopsteden des rijks elkander in alles naar de kroon zullen steken, - die rotterdamsche zendelings-bijeenkomst is tot op zekere hoogte het harmonisch voorspel geweest van het amsterdamsch kongres. In beide zamenkomsten was de konfessie zoo goed als zoek. In beiden deed men belijdenis van te gelooven, en met warmte te gelooven, zonder juist te weten wat. Beiden waren openbare zittingen van filanthropische genootschappen tot verbreiding van zaligmakende waarheden. De schier onbeperkte bijval dien te Amsterdam een nederlandsch redenaar vond, toen hij in de derde der algemeene vergaderingen het voorstel deed aan de bestaande vijf sektien eene zesde sektie toe te voegen voor wijsbegeerte en godsdienst, is het min of meer kerkelijk karakter der Internationale Vereeniging nog nader in het licht komen stellen. - Waarom applaudisseert gij niet mede? vroeg ik aan een Franschman nevens mij. Acht gij het niet van gewigt dat ook godsdienstige kwestien in dit genootschap ter spraak gebragt worden? Stemt gij den redenaar niet toe dat het eene bedroevende zaak zou zijn, indien men in de 19de eeuw niet spreken kon over religie, zonder aanstonds woorden te krijgen? - Zijn antwoord bestond in de orakelspreuk: A toutes les quaestions imaginables il y a une issue; seule, la question religieuse est une impasse. - Onwaardig kongressant! prevelde ik, op zijn vlaamsch. Ieder toch die met hart en ziel lid der Internationale Vereeniging is, beschouwt haar als eene kerk der toekomst. Van | |
[pagina 99]
| |
onzen geëerbiedigden koning is door den voorzitter getuigd dat hij, door het openstellen van zijn paleis voor de algemeene en verdere zittingen van het kongres, niet meer of minder gedaan heeft dan ‘zich verdienstelijk maken ten opzigte van het menschdom’: een lof die slechts binnen zekere grenzen aan Mohammed en Boeddha toekomt. Voorts heeft men hier niet langer te doen met het lastig voorschrift van den apostel Paulus: bedilziek vrouwehater die, in de vergaderingen der gemeente, het schoone geslacht het spreken verbood. Eindelijk en voornamelijk: de babelsche spraakverwarring, die in andere kerken de prediking der waarheid belemmerend in den weg staat, heeft hier plaats gemaakt voor een nieuw Pinksterwonder. De kerk der toekomst spreekt fransch; en slechts voorloopig wordt dezen en genen partikularistischen brekebeen, die het algemeen idioom niet magtig is, een tolk gegund. | |
IIDe goede trouw waarmede sommigen, van het begin af, bij de Internationale Vereeniging zich aangesloten hebben en ook voor de toekomst zich aan haar verbonden rekenen, is volkomen. Er zijn kongresleden die deze debating-club werkelijk als een algemeen intellektueel parlement beschouwen, en zich in gemoede boos maken wanneer gij verklaart de zaak niet zoo ernstig te kunnen opnemen. Een hunner heb ik hooren beweren dat indien de algemeene vergaderingen, waar, in onderscheiding van de sektie-vergaderingen, het groote publiek op afkomt, werkelijk niets anders waren dan eene oratorische koncert-voordragt, hoofdzakelijk ingerigt pour l'amusement des dames, hij aanstonds zijn lidmaatschap opzeggen en nimmermeer den drempel der Internationale Vereeniging overschrijden zou. Doch zulke geloovigen zijn er niet veel! Andere leden, ofschoon even ijverig, hebben andere en aardscher bedoelingen. Het amsterdamsch kongres is in sommige opzigten een dekmantel van bijoogmerken geweest. Aan den voet of aan de spits van de vijfentwintig vragen des programma's, stond voor menigeen in onzigtbaar schrift het daarom niet onduidelijk alternatief te lezen: Zal ik bij deze gelegenheid eene hollandsche, | |
[pagina 100]
| |
of zal ik eene belgische dekoratie magtig worden? - Sommige Vlamingen waren gepikeerd omdat sommige Walen, leden of vrienden van het hoofdbestuur, reeds in de openingsvergadering het fransch hadden weten te doen aannemen als de algemeene taal van het kongres. Voor de vlaamsche zon, die er op gerekend had in Nederland haar licht te doen schijnen en den franskiljonschen flikkerglans eens duchtig in de schaduw te stellen, was deze verduistering eene gevoelige teleurstelling. - Er waren fransche moderaten die gaarne in het volgend jaar te Parijs vergaderen wilden, en fransche ultra's die het napoleontisch regiment deze zegepraal niet gunden; waarop het hoofdbestuur in vollen ernst aan de vergadering mededeelde dat het voor 1865 nog geen keus had gedaan - tusschen Luik en Turin! - Er waren nederlandsche liberalen die er een geheimen schik in hadden, hunne deftige politieke tegenstanders fatsoenshalve te zien fraterniseren met uitheemsche demokraten; en nederlandsche konservatieven die meesmuilden om den trek, door hunne medewerking aan de liberalen van alle windstreken gespeeld. En wat zal ik zeggen van de redenaars? Gaston betrad onvoorbereid het spreekgestoelte, zeide hij; en men hoorde hem improviseren ce qu'il avait improvisé vingt fois. Jasmin verzekerde dat hij zich ondersteund gevoelde par la sympathie de l'auditoire; en alleen aan die omstandigheid ontleende hij den moed, gedurende vijf kwartier het woord te voeren. Zijne rede vonkelde van vernuft; en ten bewijze dat het hem daarbij niet aan hart ontbrak, ontknoopte hij zich den rok en legde, avec des larmes dans la voix, de hand op zijn gebloemd fluweelen vest. Jan, minder sentimenteel, deed zich schrappen van de lijst der sprekers, zoodra hij bespeurde dat Piet niet vóór, maar na hem ingeschreven was. De onvoorzigtige Piet verklaarde daarop ook zijnerzijds, af te zien van het woord; hetgeen Jan gelegenheid verschafte op zijn besluit terug te komen, en de goede gemeente in den waan te brengen dat hij even als Gaston kersversch aankwam uit een ander Parijs of Brussel. Voorts was het een peloton vuur van hoffelijkheden. De vreemdelingen maakten eindelooze komplimenten aan de Hollanders. Om strijd noemden zij ons vaderland cette terre classique de la | |
[pagina 101]
| |
liberté. Waren de inlandsche redenaars jong, men gewaagde met lof van hunne talenten, en van la position élevée qu'ils occupent dans ce pays, malgré leur jeunesse. Liep er een oude onder, besneeuwd van kruin, hij heette l'illustre vieillard à qui j'ai l'honneur de succéder à cette tribune. Volkomen eerlijk waren alleen de festiviteiten. De rout in Frascati was eene loyale mystifikatie; de gala-voorstelling in den schouwburg eene gulle bekentenis van ons dramatisch onvermogen. Doch ook het nationaal koncert was opregt in zijne schoonheid, het Glazen Paleis in zijne gasverlichting, de afscheidsmaaltijd in zijne feestelijke stemming. | |
IIIZou men gelooven dat in eene vereeniging tot bevordering der sciences sociales, opgerigt in de 19de eeuw, aan de sciences exactes geen afzonderlijke sektie gewijd is? Men spreekt er over staathuishoudkunde en wetgeving, over kunst en letteren, onderwijs en opvoeding, liefdadigheid en hygieine. Eerlang zal men ook eene plaats openstellen voor de theologie. Alleen de natuurwetenschappen, met de historische de meest eigenaardige van onzen tijd, missen hier een eigen orgaan. Evenwel is dit geen reden de instelling zelf te veroordeelen, of haar onbruikbaar te achten. Wat niet is kan komen; en daarbij, niemand maakt zich hersenschimmen omtrent het wetenschappelijk karakter der Associatie. Voor zoo ver zij niet is een gemaskerd politiek genootschap, een antiklerikale hefboom, een strijdperk voor gekwetste, of voldane, of nog onvoldane persoonlijke ijdelheden, is zij in den grond der zaak niets anders dan een kollegie tot oefening in de uiterlijke welsprekendheid. Aan den eenen kant is dit haar voorname waarborg voor de toekomst: het gesproken woord is eene echte levenskracht, en kan in behoeften voorzien die zelfs de journalistiek niet in staat is te bevredigen. Doch tevens is de Vereeniging dien ten gevolge tot altoosdurende onvruchtbaarheid gedoemd. In een ernstig parlement behoeft men geen redenaar te zijn, om ingang te verschaffen aan eene gedachte. Karakter en kunde doen daar meer af, dan uitwendige gaven. Doch op kongressen | |
[pagina 102]
| |
als het amsterdamsche, waar de spreker zich niet geplaatst ziet te midden van ambtgenooten en deskundigen, maar tegenover een in weerwil zijner welwillendheid en zijner belangstelling onbevoegd publiek, is de keus tusschen un succès oratoire en un échec oratoire de eenige die hem gelaten wordt. Wie in zulke bijeenkomsten waarheden predikt in een onbehagelijken vorm, wordt niet aangehoord. Daarentegen kan hij, die met nadruk en gemak het woord weet te voeren, er straffeloos de onbeduidendste algemeenheden en de jammerlijkste sofismen verkondigen. Spreek over welk onderwerp gij wilt, in welke rigting het zij: mits gij in uwe soort een redenaar zijt, kunt gij u van te voren verzekerd houden van den bijval der schare. De meest uiteenloopende meeningen, de meest volstrekt tegenstrijdige stelsels, zijn te Amsterdam onmiddellijk na elkander door dezelfde personen met dezelfde geestdrift toegejuicht. Niet uit domheid; maar omdat, in gemengde vergaderingen van deze soort, het redenaarstalent uit den aard der zaak op den voorgrond staat, en het hier niet de vraag is wie het meeste verstand van de kwestie heeft, maar wie de geoefendste spreker is. Slechts in twee of drie opzigten kan de Internationale Vereeniging eenig nut stichten. Zij is een Oefening kweekt kennissen op uitgebreide schaal; en al komen er door haar toedoen geen huwlijken of eeuwige vriendschapsverbonden tot stand, zij doet aangezigten aanschouwen, betrekkingen aanknoopen, persoonlijke vooroordeelen wegvallen, en daardoor kleine voorwaartsche bewegingen maken op den weg der algemeene beschaving. Hoe onwaarschijnlijk voorts de zaak wezen moge, het blijft gebeurlijk dat iemand op zulk een kongres gelegenheid vinde een waarlijk vruchtbaar denkbeeld onder de menigte te brengen. De wegen der waarheid zijn niet altijd onze wegen, en er steekt achtbare wijsheid in de oude christelijke spreuk dat men den dag der kleine dingen niet verachten mag. Voor ons Hollanders kan bovendien de Internationale Vereeniging sommige vruchten afwerpen, waarop van te voren niet door ons gerekend is. Te Amsterdam is het gebleken, niet het minst uit de koloniale debatten, dat het buitenland in eene bijna volslagen onwetendheid verkeert omtrent onzen eigenlijken toe- | |
[pagina 103]
| |
stand; en te gelijk, dat wij tegenover de vreemdelingen niets vermogen, indien wij ons niet vaardig en waardig weten uit te drukken in het fransch. Dit zij ons een spoorslag. Wie weet of wij over een tiental jaren niet in staat zullen zijn, de goede zaak onzer nationaliteit te bepleiten voor eene europesche vierschaar?
1864. |
|