Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 297]
| |
regt krijgt zichzelve als eene europesche mogendheid te beschouwen, gaat om het hoofd van Willem den Zwijger zich eene telkens lichtender aureool vormen; tot, in 1609, daags na het sluiten van het Bestand, 's lands Staten het een pligt der dankbaarheid rekenen hem te Delft, waar hij als offer voor de nationale onafhankelijkheid viel, een praalgraf te stichten. De leider van den opstand is, in de gevoelde beteekenis van het woord, vader des vaderlands gewordenGa naar voetnoot1. Op de afdoendste wijze regtvaardigen de twee zoonen die hem opvolgen het in hunne herkomst gesteld vertrouwen. De vader schijnt slechts weggenomen, opdat in het algemeen belang hunne bijzondere talenten zich des te vrijer ontwikkelen zouden. Op het oogenblik zelf dat Nederland aan niets zoozeer als aan bekwame legerhoofden behoefte heeft, levert het Huis van Oranje er aan de Republiek een tweetal van de beste soort. Het grenst aan het providentiële. Maurits en Frederik Hendrik dringen zich niemand op. Hunne aanwezigheid is de algemeen verlangde waarborg; hunne populariteit evenredig aan hunne geschiktheid. Zij zijn twee aangewezen kapiteinen-generaal. Het staat echter geschreven dat het geslacht ook een ongeluksvogel voortbrengen, en er uit het arendsnest één kuiken over den rand tuimelen zal. De tijdgenooten zelf bedienen zich van dit beeld. De jonge Willem II is naauwlijks gestorven, of zij laten een penning slaan waar men, hoog in de lucht, Faëton de bekende onvrijwillige nederdaling ziet volbrengen. Omlaag is de haagsche Vijverberg afgebeeld, | |
[pagina 298]
| |
en daarnevens de begrafenisstoet, op weg naar DelftGa naar voetnoot1. Het minste ongeluk van Willem II is niet dat de haat, dien hij bij zeker aantal Nederlanders opwekt, in dergelijken wansmaak een uitweg vindt. Hem en zichzelf maken zij ridikuul door tot in het kerkezakje zich op zijne nagedachtenis te wrekenGa naar voetnoot2. Vondel in persoon raakt de klus kwijt. Met eene walgelijke toespeling op 's prinsen ziekteGa naar voetnoot3 verbindt hij de voorstelling van een zoon die zijne moeder de borst afsnijdtGa naar voetnoot4. Die borst is Amsterdam. Teregt ontkent het nu levend geslacht dat er voor den ongoddelijken wrok, waarvan deze schimpdichten, spotmedaljes, en kreupelrijmen getuigen, termen bestonden. De dusgenaamde aanslag van Willem II op Amsterdam was de ten uitvoerlegging van een besluit der Staten-GeneraalGa naar voetnoot5. Het gevangenzetten op Loeve- | |
[pagina 299]
| |
stein van een half dozijn stedelijke regenten had de beteekenis van een gewonen politie-maatregel; meer nietGa naar voetnoot1. Ware Willem II blijven leven, de zaak zou geen andere gevolgen gehad hebben dan een soortgelijk standje tusschen Amsterdam en Willem III, dertig of vijfendertig jaren daarna, hetwelk afliep met een sissert en eindigde met eene verzoeningGa naar voetnoot2. Maar het pikante der gevallen van den jongen vorst ligt, gelijk ik zeide, aan (hoe zal men het noemen?) zijn voor den weerspoed geboren zijn, en aan de scherpe tegenstelling van dit noodlottige met de populariteit van zijn geslacht en met zijne schitterende persoonlijke vooruitzigten. Er is in het nederlandsch leger van dien tijd geen kraniger aankomend officier dan hij; zoo onverschrokken, zoo chevaleresk, zoo innemend van voorkomenGa naar voetnoot3. Zijn vader echter beschouwt hem als een kwâjongen, en maakt in het laatste levensjaar zich boos wanneer men hem voorstelt dien knaap voor een tijd het opperbevel toe te vertrouwenGa naar voetnoot4. | |
[pagina 300]
| |
Hij doet een aanzienlijker huwlijk dan vóór hem door één prins van Oranje gedaan was. Doch zijne Maria Stuart is niet op de hoogte van hare taakGa naar voetnoot1. Zij en hare schoonmoeder gaan daags na zijn dood over zijne erfenis krieuwen, en verspelen in een proces over eene voorshands doellooze voogdijschap het aanzien der oranjepartijGa naar voetnoot2. Het hindert hem, uit meenens of voor de leus, dat de Nederlanders eene met Frankrijk aangegane overeenkomst schenden, en hij zoekt door een geheim verdrag met Mazarin die oneer uit te wisschenGa naar voetnoot3. Intusschen heeft zijn vader, overreed door zijne moeder, alvast in een afzonderlijken vrede met Spanje toegestemdGa naar voetnoot4. En wat het ergste is: al hetgeen hij aanvangt om de schadelijke gevolgen van het traktaat van Munster te keeren, of hetgeen hij daarvoor houdt, moet hem in verdenking brengen slechts eigen grootheid te zoeken | |
[pagina 301]
| |
en het algemeen belang op te offeren aan zijne persoonlijke eer- en vechtzuchtGa naar voetnoot1. Tegen Amsterdam bindt hij een strijd aan, kwanswijs op leven en doodGa naar voetnoot2. Maar de tijdsgelegenheid is van dien aard dat alles op eene geldkwestie nederkomt. In plaats van bloed vloeit er slechts water, en de tegenpartij werkt met burgemeesters in plaats van legerhoofden. Als raadpensionaris van Holland fungeert de bloode en breedsprakige Jacob Cats. Een hoofdtegenstander is de rijmelaar Jacob de Witt, oudpenningmeester der dordtsche synode, onlangs liberaal gewordenGa naar voetnoot3. Amsterdam meent zich uit te sloven, wanneer het twee Bicker's ten offer brengtGa naar voetnoot4. Loeve- | |
[pagina 302]
| |
stein wordt de karikatuur eener Bastille, waar Jan de Witt straffeloos praatjes met zijn vader gaat makenGa naar voetnoot1. Er stroomt eene dommekracht van vredesgezindheid waartegen niemand oproeijen kan. Daarbij heeft de prins de familie zijner vrouw aan den hals, en kan hij noch het nieuwe engelsch gemeenebest erkennen zonder te schijnen zijn onthoofden schoonvader te verloochenen, noch hulp verleenen aan zijn onttroonden zwager zonder andermaal het met Amsterdam aan den stok te krijgen, welks burgemeester Schaep naar Londen gezonden is om met de puriteinen te onderhandelenGa naar voetnoot2. De zaak is dat Nederland het Huis van Oranje voor eene poos missen kan, en de Republiek rijp is voor eene eerste stadhouderlooze regering. In niets wezenlijks zal Jan de Witt's aanstaande politiek van die verschillen, welke casu quo door Willem II gevolgd zou zijn. De Witt beijvert zich vrede met Cromwell te sluiten. De Witt komplimenteert Karel II met zijn herstel op den troon der Stuarts. De Witt onderhan- | |
[pagina 303]
| |
delt met Lodewijk XIV over dezelfde verdeeling der Zuidelijke-Nederlanden, welke het onderwerp van Willem II's gedachtewisseling met Mazarin had uitgemaakt. Doch wanneer twee hetzelfde doen, dan is dit niet altijd hetzelfde. Het langdurig regeren en kostbaar oorlogvoeren van Frederik Hendrik had den waan doen geboren worden dat de Staat rust behoefde. Voorloopig staken den Amsterdammers de broodkruimels niet. Het werd tijd, vond men, dat de eerste stad des lands, die eigenlijk altijd alles betaalde, op hare beurt zich gelden deed. Sedert Oldenbarnevelt waren de raadpensionarissen van Holland, voor zoo ver men hen niet uit het bestuur verwijderd had, stumperts en zetbazen geweest, alleen aangesteld voor het opnemen van stemmenGa naar voetnoot1. Het oogenblik scheen gekomen het gewigtig ambt nogmaals op te dragen aan een man van beteekenis, en deze burgerlijke dictatuur op nieuw voor de militaire eens stadhouders in de plaats te stellen. Het eigenaardige in Willem II, - dat zijne hoofdverdienste geweest is het aanzijn gegeven te hebben aan Willem III, - verklaart zich op die wijze niet kwalijk. Naar het eenparig getuigenis van tijdgenooten die in de gelegenheid waren hem van nabij gade te slaan, | |
[pagina 304]
| |
was hij voor het overige, ondanks een brooddronken en ligtzinnig bijzonder leven, eene eer van zijn geslachtGa naar voetnoot1. De omwenteling, waartoe zijn dood het sein gaf, heeft den roem van zijn Huis niet verminderd. Zijn verzet tegen het afdanken van het leger in 1650 is in 1672 ten volle geregtvaardigd, en de groote dingen welke onder De Witt's bestuur intusschen de vloot uitrigtte waren een vervolg der stadhouderlijke overlevering. |
|