Het land van Rembrand
(1882-1884)–Cd. Busken Huet– AuteursrechtvrijStudiën over de Noordnederlandsche beschaving in de zeventiende eeuw
[pagina 1]
| |
[Tweede deel (tweede helft)]Derde hoofdstuk.
| |
[pagina 2]
| |
gevallen het zeer wel vinden. Voor haar uitleggen van den bijbel moest zij goed hebreeuwsch en goed grieksch verstaan. Zij behoorde leesbaar latijn te schrijven, om met gezag de roomsche theologen te kunnen wederleggen; de roomschgezinde regtsgeleerden en geschiedvorschers. Ten einde oor en hart van het algemeen te winnen, moest zij daarenboven zoo niet de studie, althans de praktische beoefening der verschillende landstalen zich tot taak stellen. Het volk moest geholpen worden aan nieuwe overzettingen der Heilige Schrift, nieuwe geloofsbelijdenissen en katechismussen, nieuwe gezangen psalmbundels, eene nieuwe stichtelijke lektuur, eene nieuwe polemische bibliotheek. Door dit alles bekwam het protestantisme-zelf een sterksprekenden letterkundigen draai of trek; en het is geen wonder dat al de voornaamste hervormers, de eenen in meerdere, de anderen in mindere mate, wat den algemeenen vorm hunner beschaving aangaat tevens humanisten geweest zijn; geleerden uit de school der renaissance welke de klassieke studien weder in eere gebragt had. Maar die zin voor het litterarische was niet hetgeen wij, in onze dagen, met liefde voor de wetenschap bedoelen. Het protestantisme haatte of beklaagde eigenlijk de wetenschap, of wantrouwde haar, en volgde uit de verte het katholicisme daarin na. Iemand die in ons midden het eerst de wet ontdekte waarnaar in de menschelijke long de bloedsomloop zich regelt, zou, onafhankelijk van zijne denkwijze in het godsdienstige, het wijsgeerige, of het | |
[pagina 3]
| |
staatkundige, voor een sieraad der 19de eeuw aangezien en naar evenredigheid geëerd worden. Kalvyn daarentegen liet in 1553, ter wille van stoute theologische ontkenningen, op het leerstuk der Drieéénheid betrekking hebbende, Michael Servet in Zwitserland levend verbranden, na vooraf hem verklapt te hebben aan de Inquisitie in FrankrijkGa naar voetnoot1. Was het omdat hij voor Servet's genie met ev en weinig eerbied vervuld was, als Robespierre daarna voor de muze van André Chénier? Of ontkende hij het bewonderenswaardige in de gaven van zijn slagt-offer niet, maar gevoelde hij des te meer deernis voor den verdoolde, en wilde hij, door hem de gelegenheid tot voortgaan in het zondigen te benemen, voor zoover mogelijk hem van het goddelijk doemvonnis redden? De eene onderstelling maakt het verschil der tijden niet minder tastbaar dan de andereGa naar voetnoot2. | |
[pagina 4]
| |
Luther en Melanchthon verbazen ons door hun even vijandig als geesteloos en oppervlakkig oordeel over het stelsel van Copernicus, en worden te dien aanzien door Erasmus beschaamd. Het is waar dat, toen Copernicus' hoofdwerk, waarvan het eerste exemplaar in Mei 1543 hem op zijn sterfbed werd aangeboden, het licht zag, Erasmus reeds sedert een half dozijn jaren niet meer onder de levenden behoordeGa naar voetnoot1. Hij kan alleen het uittreksel gekend hebben, dat geruimen tijd vóór den volledigen druk, in een of meer afschriften onder verschillende geleerden van hand tot hand was gegaanGa naar voetnoot2. Hoewel Copernicus goed roomsch en in het hertogdom Pruissen met eene hooge kerkelijke waardigheid bekleed was, gaven zijne denkbeelden over het draaijen der aarde om eene stilstaande zon, den orthodoxen | |
[pagina 5]
| |
onder de oudgeloovigen aanstoot. Of hij al zocht zich te dekken door het toedenken van zijn boek aan paus Paulus III, het baatte niet. Door voormalige roomsche vrienden en boezemvrienden, zijne eigen religionsverwanten, werd hij verketterd. Doch Erasmus, tot wien het gerucht dezer ergernis doordrong, liet zich niet van zijn stuk brengen. Te zeer dilettant in de mathematische wetenschappen om met gezag uitspraak te kunnen doen in het geschil, eerbiedigde hij niettemin den buitengewonen geest, en vermaande tot een zachtmoedig oordeel over den voorbarig van ongeloof betichteGa naar voetnoot1. Luther daarentegen, hetzij hij inderdaad wetenschappelijke bezwaren had, of alleen duchtte dat het doordringen van Copernicus' gevoelen bedenkelijke scheuren in het pas weder gaaf geworden volksgeloof zou doen ontstaan, Luther weerde het stelsel hooghartig af. Hij spreekt met geringschatting over ‘een nieuwen astroloog’ die bewijzen wilde dat niet de hemel of het firmament, niet de zon en de maan, zich reppen en een kring beschrijven, maar de aardeGa naar voetnoot2. | |
[pagina 6]
| |
‘Even goed zou iemand die in een wagen of aan boord van een schip voortbewogen wordt’, draaft hij door, ‘het er voor kunnen houden dat niet hij van plaats veranderde, maar de aarde en de boomen om hem heen. Doch zoo gaat het tegenwoordig in de wereld: wie den naam wil hebben van knap, die moet voor den dag komen met iets van zijn eigen maaksel, en alleen wat hij maakt is puik. De geheele astronomische wetenschap wil die gek onderstboven keeren! Maar, zooals te lezen staat in de Heilige Schrift, Jozua beval de zon stil te staan, niet de aarde’. Bij Melanchthon vindt men deze zelfde spinrokvertoogen, Luther aan tafel in de moedertaal ontsnapt, terug in akademisch latijn. In een handboek bij de beoefening der fysica wijdt hij een hoofdstuk aan de vraag: Wat heeft men onder wereldloop te verstaan?, en polemiseert daar tegen Copernicus. ‘Het getuigenis onzer oogen wijst uit,’ zegt hij, ‘dat in den tijd van vierentwintig uren de hemel zich ééns omwentelt; hoewel er lieden gevonden zijn die, uit nieuwigheidszucht of om van hunne schranderheid te doen blijken, hebben beweerd dat het de aarde is die draait. Ook | |
[pagina 7]
| |
rekenen zij de aarde onder de sterren; en meer kortswijl van dit gehalte. Het laatste is niet nieuw. Nu, virtuozen staat het vrij allerlei te verzinnen, ten einde hun vernuft of dat van anderen te scherpen; maar het is noch voegzaam, noch van een goed exempel, stellingen te verkondigen welke klaarblijkelijk tegen het gezond verstand indruischen.’Ga naar voetnoot1. Wetenschappelijke tegenbewijzen worden door Melanchthon niet aangevoerd, zooals in dien zelfden tijd door Tycho Brahe gedaan werd, en later door Bacon. Behalve het algemeen gevoelen, en het getuigenis der zinnen, brengt hij slechts teksten bij: plaatsen uit de Psalmen en uit den Prediker, waar uitdrukkelijk het tegendeel gezegd wordt van hetgeen Copernicus leerdeGa naar voetnoot2. Ook bedient Melanchthon zich van de sluitrede: Het middenpunt van wentelende cirkels is onbewegelijk; de aarde is het middenpunt van den wentelenden cirkel der wereld; derhalve staat de aarde stilGa naar voetnoot3. Het zonderlingst is dat deze buitengewone man, zoo | |
[pagina 8]
| |
geleerd, welsprekend, en spreekwoordelijk gematigd of zachtzinnig, niet alleen zich boos maakt over de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zijner eeuw, maar gewenscht zou hebben dat de ontdekkers door de gestelde magt tot de orde geroepen waren. Zinspelend op de gewaande nationaliteit van Copernicus, dien hij wegens toevallige betrekkingen met Krakau niet voor een Pruis maar voor een Pool hield, schrijft hij in 1541 aan een vriend: ‘Sommigen wanen, gelijk die poolsche astronoom die de aarde laat draaijen en de zon stilstaan, zich bijster te onderscheiden door het opvijzelen van ongerijmdheden. Op mijn woord, wijze gouvernementen behoorden de geniale buitensporigheid onzer tijdgenooten te fnuikenGa naar voetnoot1.’ Hier spreekt geheel dezelfde Melanchthon die naderhand instemming betuigen zou met het ter dood brengen van Servet door KalvynGa naar voetnoot2. De reformatoren, als ik zeide, hadden een afkeer van de wetenschap. Naar het voorbeeld der Inquisitie en der jezuieten beschouwden zij haar als onrein vuur op het altaar. Protestantisme en katholicisme vormden, zoo wij oordeelen de vrije | |
[pagina 9]
| |
gedachte voor een licht te moeten houden, één korenmaat of domper. God, die voormaals door de profeten en de apostelen gesproken had, had in den jongsten tijd dit nogmaals gedaan door de weder tot aanzien gebragte heilige boeken van het Oude- en het Nieuwe-Testament. De menschen betaamde het, zich daarmede te vergenoegen, en niet wijs te willen zijn buiten of boven hetgeen geschreven stond. Werden er kwanswijs wetenschappelijke nieuwlichters onder hen gevonden, die zoomin door syllogismen als door kwinkslagen te bewegen waren tot zwijgen, men was goddank in protestantsche landen tegen de lieden dezer soort welgewapend. De overheid, zeide de brief van den apostel Paulus aan de Romeinen, droeg het zwaard niet te vergeefsGa naar voetnoot1. |
|