Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 354]
| |
tot heden voortduurt en waaraan ik een goed aantal vriendelijke brieven verpligt ben. Want tusschen die twee jaartallen lag mijn opstel over mevrouw Bosboom in den Gids van 1864, herdrukt in het 2de deeltje mijner Fantasien. De edelmoedige vrouw weigerde niet dit opstel te beschouwen als een haar aangeboden vredespijp. Potgieter had als tusschenpersoon gediend. Op zijn aansporen schreef ik dat Gids-artikel. En ziedaar hoe ik, van 1862 op 1865, verkeerd ben van mevrouw Bosboom's bestrijder in mevrouw Bosboom's vereerder. Strekt het mij tot lof, ooit tegen mevrouw Bosboom geschreven te hebben? Ik ben er niet van overtuigd, en ik geloof dat gij mij eene dienst bewijzen zult door er zoo min mogelijk van te zeggen. Mijne overige geschriften geven U waarlijk reeds werk genoeg - meer dan ik verdien. Van Holkema is zéér stipt in het toezenden uwer afleveringen. Uw Schimmel, uw De Veer, uw Keller, allen heb ik ontvangen en met onverdeeld genoegen gelezen. Ik ben voornemens, wanneer uw werk voltooid zal zijn, eene circulaire te rigten aan de gezamenlijke door U behandelde letterkundigen, en hun voor te stellen met vereenigde krachten een standbeeld voor U op te rigten. Op het voetstuk: ‘Uit erkentelijkheid voor overwaardering.’ Met vriendschappelijke gevoelens
Uw dienstwillige. |
|