Doch, scherts ter zijde, ik ben zeer gevoelig voor uwe vriendelijke uitnoodiging, en erken dat ik het aardig zou gevonden hebben U te komen eeren als hoofd van ons geslacht, bekleed met eene waardigheid waartoe vóór U geen lid onzer familie het gebragt heeft.
Maar zoo ik 9 Februarij mij te Leiden vertoonde, dan zou ik daarvóór of daarna ook bezoeken moeten brengen aan Den Haag, Amsterdam, Delft, Dordrecht, Arnhem, Velp, Nunspeet, Apeldoorn, Kampen, enz. Dit gedogen noch het jaargetijde, noch mijne bezigheden; en gij zult het billijken dat ik zonder noodzaak niemand grieven wil. Vergenoeg U daarom, bid ik, met mijne tegenwoordigheid in gedachte, en weet dat ik uwe herinnering zeer op prijs stel.
Onze hartelijke groeten aan uw dames. Het beste met uw zoon.
De Uwe.