af is, althans in handschrift. Ik mag U toch wel een beetje plagen? U moet maar denken: het is een modeboek, een proefje of voorproefje van den doodsnik der nieuwere wetenschap: de methode der natuurlijke historie toegepast op de geschiedenis van een volk. Eenige liefde voor de Nederlanders kunt U mij niet ontzeggen. Ten minste, mijne vrouw en zoon beweren dat mijn omhalen van zooveel bestoven hollandsche boeken enkel voortkomt uit bedekte hollandsgezindheid en het bij mij is: ‘Was sich liebt, das neckt sich.’
En mijn zoon zelf, - gaat hij niet iederen dag naar de bibliotheek de handschriften van het Fonds Hollandais katalogiseren?
En mijne vrouw - drinkt zij niet iederen dag met smaak, en met het beste gevolg voor hare gezondheid, haar half fleschje Bière brune du Faucon, Brasserie Van Vollenhoven et Cie à Amsterdam?
Inderdaad, wij drieën blaken om strijd van vaderlandsliefde, en vinden alles in Holland even mooi: het ministerie Heemskerk, den gouverneur-generaal Van Rees, de nieuwe Tweede Kamer, de Nisero-zaak, de Transvaalsche leening, de N.I. Handelsbank, en het overige.
Doch nu zult U op nieuw beweren dat ik het goede, zooeven geprezen, met een vingertrek weder uitwisch. In elk geval wordt er in Nederland een echtpaar gevonden dat ik opregt vereer, op welks goedkeuring ik den hoogsten prijs stel, en in welks vriendschappelijke herinnering ik mij steeds zal blijven aanbevelen.
Ontvang, bid ik, met den heer Bosboom onze eerbiedige groeten, en wil mij gelooven
Uw gehoorzame.