Aan Mejufvrouw Francisca Gallé.
Parijs, 17 April 1884.
Waarde Francisca,
Zeer dank voor de toezending van Eldimar en voor het genoegen der lektuur.
‘Wat een leven heeft zoo'n dier!’ Terwijl anderen levenslang, van den ochtend tot den avond, voor hun brood moeten werken, treedt hij als millionair het leven in; is mooi, is knap, groeit in volle vrijheid op, en behoeft alleen zijne Chiara naar de oogen te zien!
Ik geloof het welgevallen te begrijpen waarmede gij zulke uitzonderingstoestanden schildert.
Zij verpoozen aangenaam van het konventioneele in het leven der werkelijkheid. Men gevoelt zich verplaatst in eene wereld van schoone fantasien.