Aan den heer A. Huet.
Parijs, 10 Januarij 1884.
Carissime,
Wil s.v.p. vóór alles Charlotte bedanken voor haar lieven brief van 27 December, die mij buitengewoon veel genoegen heeft gedaan, en voor de toezending der fotografie van uwlieder meisje. Wij kunnen niet beoordeelen, welke verandering er sedert in de trekken van het nichtje heeft plaats gehad; maar Anne en ik waren om strijd getroffen door de sprekende gelijkenis van dochter en moeder. Anne vindt die gelijkenis zoo sterk, dat indien men haar de fotografie getoond had zonder te zeggen dat dit Charlotte's meisje voorstelde, zij het geraden zou hebben, beweert zij. Ik vind dat dit een weinig te ver gaat, maar stem het toch grootendeels toe.
Thans iets saais.
Hoe luidt het oordeel der moderne wetenschap over Simon Stevin?
Aan niemand kan ik dit beter vragen dan aan U, die Stevin's hoofdvak onderwijst.
De oudere litteratuur over het onderwerp is in mijn bezit, met zeker aantal plaatsen uit den ouden hollandschen tekst der Hypomnemata Mathematica.