schiedvorsching beschouwd moet worden. En ik geloof niet dat die indruk geheel en al oppervlakkig is. Genoodzaakt een groot aantal andere werken over vaderlandsche historie in te zien, heb ik bij vergelijking kunnen oordeelen, en het verwondert mij minder dan ooit dat uw exemplaar der Archives, zooals U mij niet lang geleden schreeft, ‘stuk gelezen’ is.
Men zegt mij dat de heer O. Van Rees, president der Tweede Kamer, gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie worden zal. Een nieuwe minister van kolonien hebben wij al, of is, ‘zeilende,’ zooals de couranten zeggen. Voor den heer 's Jacob, die, vóór zijn tijd om was, ontslag moest vragen, is dit eene onaangename gebeurtenis. Maar ik moet erkennen, hij heeft het er naar gemaakt. Geen hooge post op aarde is tegenwoordig vervelender dan die van gouverneur-generaal te Buitenzorg; maar ook, geen is gemakkelijker. Wie die betrekking niet naar behooren waar kan nemen, heeft de uiterste grens der ongeschiktheid bereikt.
Doch dit politiek praatje moet U vervelen, en ik neem afscheid. Verblijd ons spoedig, indien het kan, met een uwer prettige brieven. U weet, dat zij niet aan ondankbaren besteed zijn. Mijne vrouw en mijn zoon dragen mij, voor U en voor den heer Bosboom, hunne eerbiedige groeten op.
Uw gehoorzame.