Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 259]
| |
de maag; en de vaderlandsche historici hebben over onze 17de eeuw zoo vervaarlijk veel geschreven, dat al lees ik maar het tiende deel van hetgeen zij goedvonden te boek te stellen, er voor partikuliere korrespondentie letterlijk nooit één oogenblik overblijft. Nu echter is er eenige verademing. Het eerste hoofdstuk van het 2de deel nadert langzaam zijne voltooijing; en ik ben zoo vrij geweest den uitgever te verwittigen dat ik daarna eene pauze zou instellen. Wij genieten hier sedert eenige dagen van het schoonste Mei-, om niet te zeggen Julij- of Augustusweder. De Jardin du Luxembourg staat in zijn vollen groenen dos. Dit doet een mensch goed. De vorige week bezochten wij het salon, en misten er uwen echtgenoot. Waarom toch zendt de heer Bosboom ons óók niet ieder jaar eene proeve zijner kunst? Het zou voorwaar geen weelde zijn; want ofschoon ook weder dit salon mij zeer interesseert, stukken van den eersten rang zijn er altijd te weinig. Hetgeen U van het lezen in Walter Scott verhaalt heeft mij zeer getroffen. Het is aardig, hoe levend Scott voor de Franschen gebleven is; zoodat de voorname firma Firmin Didot hem nu opnieuw is gaan uitgeven. Ik zou bijna durven beweren dat de Engelschen-zelf tegenwoordig Scott minder ijverig lezen dan de Franschen. Opgewekt door uw voorbeeld, ga ik hem bij gelegenheid óók herlezen. Gideon kent hem nog in het geheel niet, maar vroeg er mij herhaaldelijk naar. Laast U in Nederland Ten Brink's teregtwijzing aan Doorenbos à propos van mijn Iste deel? Mij heeft het verbaasd dat iemand als Doorenbos, die in het geheel | |
[pagina 260]
| |
niet voor onkundig doorgaat, zoo kwalijk de geschiedenis van zijn land kent, en omtrent de nieuwere litteratuur over het onderwerp zoo slecht op de hoogte is. Neen, dan was Dozy, wiens overlijden ik zeer betreur, een geleerde van beter allooi. Maar het is waar dat in een klein land zulke buitengewone mannen niet kunnen overvloeijen. En nu zie ik dat jufvrouw Opzoomer ons een nieuw boek gaat aanbieden. Dit doet mij veel genoegen. Haar stilzwijgen had mij voor hare gezondheid doen vreezen. Ik ben benieuwd wat U van haar Vorstengunst zeggen zult; weder een historische roman, onderstel ik. Mijne vrouw en mijn zoon zijn zeer welvarend en beiden verzoeken mij U en den heer Bosboom hunne eerbiedige groeten over te brengen. Wij zijn niet van plan dit jaar naar Nederland te komen, al lokt de Amsterdamsche tentoonstelling. Vermoedelijk gaan wij weder naar Fontainebleau, of anders naar Montmorency. Wij zoeken versche lucht. Met de vriendelijkste gevoelens
Uw gehoorzame. |
|