Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 261]
| |
het buitengewoon genoegen mij verschaft door uwe studie over Nicolaas Beets. In het voorbijgaan! Lindo vertaalde voor Fraser's Magazine het Diakenhuismannetje. In 1853 of 1854 schreef Beets, ik geloof voor de Letteroefeningen: Bevoegde Kritiek?, een antwoord op Potgieter's recensie der Gedichten van Albertine Kehrer. Deze twee kleinigheden zijn de eenige leemten die ik in uwe bewonderenswaardig volledige bibliografie heb opgemerkt. Mij dunkt, Beets moet in zijn schik zijn met uwe schets van zijn leven, waarin hij dit van het begin tot heden zoo rustig zich weêrspiegelen ziet, - de spiegel vastgehouden door zulk eene hand, en deze bestuurd door zulke humane, sympathiserende, voor hem vereerende gevoelens. Mijne belofte zal ik nakomen. Maar wanneer? Tot over de ooren zit ik in het 2de deel van mijn Land van Rembrand. Twee afleveringen moeten vóór de vakantie het licht zien, en de kopij is nog onder handen! Doch U zult edelmoedig zijn, en mij tijd laten. Met vriendschappelijke gevoelens, Uw dienstwillige. |
|