Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
Caroline, zal U dubbel zwaar vallen: wij wenschen U kracht en lust om het met eere door te komen. Ik heb uw Hereenigd gelezen, en maak U mijn kompliment over de kreatie der kleine Han. Dit beeldje heeft mij zoo getroffen, door het scherpe der lijnen en het eigenaardige van den toon, dat het mij aan het herlezen gebragt heeft van Victorien Sardou's Famille Benoîton; en de slotsom der vergelijking was, dat ook gij een getrouw beeld uit onzen tijd geteekend hebt. Tegelijk heeft diezelfde kleine Han mij genoodzaakt te erkennen, dat ik door mijne langdurige afzondering en afwezigheid, sedert ik in 1862 mijn ontslag nam als predikant, een vreemdeling geworden ben in de nederlandsche zamenleving. Han spreekt zulk goed hollandsch, dat aan hare nationaliteit niet getwijfeld kan worden. Er moeten tegenwoordig zulke hollandsche kinderen zijn. Maar ik gevoel, te zijn opgegroeid met een geslacht van vroeger datum, in welk midden zulke typen niet aangetroffen werden. Han is voor mij eene nieuwe wereld; en ik sta verbaasd dat het americanisme (of hoe zal ik die yankeemanieren noemen?) na Frankrijk veroverd te hebben, - want de fransche zeden zijn allengs geheel amerikaansch geworden, - ook in die mate tot Nederland doorgedrongen is. Het strekt U tot eer, dit te hebben opgemerkt; en ik herhaal dat ik U deswege mijn kompliment maak. De bladzijden 37-60 uwer vertaling gewerden mij in goede orde. Met onze eerbiedige groeten aan uwe gastvrouw,
De Uwe. |
|