nemen dier opdragt mij bewezen hebt. Men zond mij een uitknipsel uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 21 September j.l., waarin naar aanleiding van het verschijnen mijner 1ste afl. gezegd werd, dat het eene onderscheiding is U in het openbaar vriend te mogen heeten en een geschrift aan U op te dragen. Ik beaam dit, en mijne erkentelijkheid regelt er zich naar.
Mijn wensch was niet dat het boek in afleveringen verschijnen zou; maar ik heb den uitgever, in al het overige voorbeeldig hulpvaardig, wat deze bijzaak betreft niet willen tegenwerken. Zijne bedoeling is dat het 1ste deel vóór ultimo November kompleet verkrijgbaar zal zijn.
Met de meeste belangstelling las ik uwe Bijdragen naar aanleiding van Loman's hypothese en zag daaruit dat ik regt heb uwe methode voortreffelijk te noemen. Niemand kan ontkennen dat de aldus beoefende theologie eene buitengewone hoeveelheid ongemeene kundigheden onderstelt, en inspanning der beste krachten van den wetenschappelijken geest eischt. Men kan, zooals Dozy of Fruin of Donders, het werktuig op andere voorwerpen rigten, verwant of verschillend; maar het blijft hetzelfde werktuig, van dezelfde orde.
Mijne vrouw is zeer gevoelig voor uwe gewaardeerde herinnering. Wederkeerig verzoeken wij onze eerbiedige groeten aan uwe dames.
Uw gehoorzame.