Brieven. Deel 2. 1876-1886

Aan Mevrouw Bosboom-Toussaint.

Parijs, 8 Januarij 1882.

Hooggeachte Mevrouw,

Zoo U den heer Tjeenk Willink verzocht, mij de nummers van uw Westhoven, telkens als er een uitkomt,

[p. 217]

regtstreeks toe te zenden, - zou dit niet voor U het gemakkelijkst zijn? Op die wijze zou ik èn van uwe goede gaven genieten, èn gelegenheid hebben bij gedeelten kennis te maken met uw werk. Met genoegen hoor ik van U, dat U tevreden zijt over de illustraties. Ondanks zijn onmiskenbaar talent doen de teekeningen van Rochussen mij somtijds te zeer aan opera-heeren en opera-dames denken.

U en den heer Bosboom wordt van harte een gelukkig jaar 1882 toegewenscht, en het in welstand vieren van het feest dat men U tegen September a.s. bereidt. Een prospektus van Ten Brink's Galerij heb ik ontvangen; en tevens het berigt, dat uwe beeldtenis haar openen zal. Vosmaer's Galerij heb ik besteld; maar zij is nog niet in mijn bezit. Ebers' roman gewerd mij, doch ik kon nog geen tijd vinden, er persoonlijk kennis mede te maken.

Las de heer Bosboom in den Gids van deze maand het opstel van den heer Pisuisse over de dusseldorpsche schilder- en de dusseldorpsche muziekschool? Mij beviel die studie zeer. Te Batavia maakte ik kennis met den auteur, een voormalig marine-officier, thans redakteur der Middelburgsche Courant.

En laast U het opstel van A. Pierson over O.G. Heldring? Of heeft het hoog ophalen der zaak (tot bij de Franciskanen der 13^de eeuw) U afgeschrikt?

Mijne vrouw verzoekt mij, U en den heer Bosboom vriendelijk van haar te groeten. Gideon is weêr naar het volksconcert van Colonne, om eene symfonie van Beethoven en fragmenten van Wagner te hooren uitvoeren.

[p. 218]

Gisteren ging hij een oud handschrift ontcijferen op de Nationale Bibliotheek. Gelukkig voor hem en voor ons, blijft hij boven alle andere parijsche vermaken, aan zulke de voorkeur geven.

Met de meeste vriendschap en de meeste onderscheiding,

Uw gehoorzame.