Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 190]
| |
Aan Mevrouw Bosboom-Toussaint.Parijs, 12 Maart '81.
Hooggeachte Mevrouw,
Dank voor uwe (als altoos) aangename en welkome letteren van eergisteren. Het gedrag van dien jeugdigen S. vind ik zoo fenomenaal, dat ik het U even zeggen moet. Ik heb in mijn leven ook het een en ander van nederlandsche uitgevers moeten slikken; maar ik ben een man, en zooveel jonger dan U. Beschouw toch, bid ik U, dat heertje niet als een maatstaf! Ik leen uwe boeken aan een twintigjarig Nederlander, hier, die, telkens als hij er een uit heeft, mij om nog een vraagt. Hij heet Bonger. Zijn vader is redakteur van de Zeepost te Amsterdam. Hij zelf werd daar opgeleid aan de Handelschool, doch moest om redenen van gezondheid eene praktische betrekking zoeken, en nu werkt hij hier op een kommissionairs-kantoor. Een knappe jongen, op mijn woord, die Lessing, Sainte-Beuve, en Shelley leest. Vrij wat knapper, durf ik wedden, dan dat ingebeelde S-je. Toevallig kan ik met genoegzame zekerheid U mededeelen, dat de heer M. te Kampen, ondanks zijn welgemeenden ijver, U vooreerst met rust zal laten. Hij werkt (schrik niet, mevrouw!) aan eene Pornografische Voorlezing, af te steken omtrent half April voor de leerlingen der Theologische school, met uitsluiting van knapen en dames. Hij wil o.a. handelen over de romans van De Kock, Flaubert en Zola. Mijn stelsel zou zijn, indien ik van zulke boeken kwaad | |
[pagina 191]
| |
vreesde, de jongelieden maar liever niet in verzoeking te brengen, er kennis mede te maken. Doch M. denkt er anders over. Hij wil open kaart met hen spelen, schrijft hij mij en hen ‘waarschuwen’. Nu, hij kent zijn volkje beter dan ik. Heb ik waarlijk, ‘geknord’ over uw openbaren brief aan Hasebroek?Ga naar voetnoot1 Zoo ja, dan schaam ik mij; maar het was heusch de bedoeling niet. U heeft het alleen aan het charme uwer niet-openbare brieven te wijten, zoo men naar uwe mémoires verlangt. Zelf erken ik, dat U trekken als dien éénen en lieven uit het leven uwer vriendin, niet te boek kunt stellen. En indien Hasebroek, indien Beets, indien Brill, indien Hofdijk, indien al de meest belanghebbenden tevreden zijn, waarom zou ik niet gaarne erkennen, dat U de zaak beter heeft ingezien dan de ondergeteekende? Heden avond voor het eerst, in onze nieuwe woning wachten wij eenige vrienden, Franschen, Engelschen, Nederlanders. Ik wenschte, dat U zulk eene parijsche soirée eens kondt bijwonen. Twee hollandsche dames en een hollandsch heer zullen eene fransche charade vertoonen. Een twintig-jarig Hagenaartje, Johannes Wolff, brengt zijne viool mede - maar niet om bij te dansen! Adieu, mevrouw, ik moet schilderijtjes gaan ophangen in mijn ‘cabinet de toilette’, alias No. 100, want men versiert hier alles! Met de eerbiedige groeten van mijne vrouw en van onzen zoon, ook aan den heer Bosboom
Uw Gehoorzame. |
|