op mijne wijze van kritiseren. Integendeel gevoel ik bij elke nieuwe proeve, dat er eene oneindige kunst vereischt wordt om in den geest van een kunstwerk waarlijk door te dringen, en de volmaaktheid ook dáárin onbereikbaar is. Van ons beiden ben ik de verpligte, die elk goed of bruikbaar denkbeeld in mijne recensie, te danken heb aan uw werk.
U gewaagt van mijne ironie, doch wendt geen pogingen aan, mij van dat euvel te genezen. Is dit, omdat gij haar als een onverbeterlijk gebrek beschouwt en het boter aan de galg zou zijn? In dat geval moet U één uitzondering toelaten. Uw geloof aan eene eeuwige jeugd, aan gene zijde van het graf, is mij heilig. Toen in Guizot's laatste levensdagen zijne dochter op een avond, bij het heengaan als naar gewoonte hem goeden nacht kussend zeide: ‘Adieu, mon père!’ verbeterde hij haar met een glimlach: ‘Au revoir, ma fille!’ Ook voor mij lost het leven zich niet in een: ‘Vaarwel!’ maar in een: ‘Tot weerziens!’ op. Te dien aanzien verbied ik mijne wijsbegeerte, den baas te spelen over mijn gemoed.
Van ons togtje naar Oud-Wassenaar kan ik U niets dan aangenaams vertellen. Wij hadden het voorregt, dat de familien A. Pierson, A. Gildemeester, en Van Rees Jr. (Marie De Génestet), allen te Scheveningen gelogeerd, ons vergezelden. Drie rijtuigen vol. De heer Muijsken was de beleefdheid zelve; de heer Oudermeulen zeer voorkomend.
Mijn indruk van het kasteel was, dat ik in het moderne Nederland nog nooit iets zoo fraais gezien heb, en Muijsken de meest mogelijke eer van zijn werk heeft. Van de ligging der plaats is uitnemend partij getrokken. Van achteren is het kasteel naar het oude hout gekeerd; van voren is