Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 175]
| |
aan Hendrik Vollenhoven te Amsterdam. Frijlink gaf die brieven indertijd in het licht, omstreeks 1865. Ik gebruikte ze in 1864, in handschrift, voor een opstelletje in den Volks-Almanak. Aagje wil zeggen, dat Betje en zij, ontgoocheld door de gebeurtenissen, in het politieke geheel en al onverschillig geworden waren. Er bestond toen te Amsterdam eene afzonderlijke doopsgezinde gemeente, waarvan Aagje in hare jeugd lid geweest was, en die in ‘Het Lam’ vergaderde. De woordspeling, die Aagje zich veroorloofde, is aardig. Men zou dit niet achter haar gezocht hebben. Doch zij is met de jaren geestiger geworden, onder den invloed van Betje. Van Vloten, voor de aankondiging van wiens boekje ik U zeer mijn dank betuig, stelt de verhouding tusschen die twee vrouwen verkeerd voor, dunkt mij. Doch het is thans het oogenblik niet, daarover in het openbaar met hem te redetwisten. Dank ook voor uwe recensie van Van Oort's roman. Uwe citaten vind ik zeer frisch, en met U hoop ik, dat Van Oort blijken zal, eene aanwinst voor onze letteren te zijn. Wilt gij eene derde dankbetuiging aan mij verdienen? Doe dan het volgende s.v.p. Aanstaanden donderdag, 16 September, wordt mevrouw Bosboom-Touissant 68 jaar, en gij zoudt ons, mijne vrouw en mij, een bijzonder groot genoegen doen, zoo gij een Haagsch bloemist wildet opdragen, in den ochtend van dien dag, haar namens ons een bouquet te bezorgen: zoo bescheiden of zoo fraai, als de man in staat is, voor den ingesloten prijs te leveren. Onze kaartjes, met een van onzen zoon er bij, gaan hiernevens. | |
[pagina 176]
| |
Ik herhaal dat gij ons zeer verpligten zoudt, door U wel met dit boodschapje te willen belasten. Het zal uwerzijds een goed, meer dan dat, een grootmoedig werk zijn. Aan U althans zal het dan niet liggen, zoo sommige misverstanden niet uit den weg geruimd worden. Nog iets. Ik meen zeker te weten, dat donderdag 16 September de dag is. Doch dwalen blijft menschelijk. Kunt U in loco het punt nog eens van te voren onderzoeken, voltooi dan uwe beleefdheid, door dit er nog bij waar te nemen. Beschaamd over mijne vrijpostigheid, van uwe hulpvaardigheid overtuigd, met vriendelijke gevoelens,
Uw dienstwillige. |
|