der versbouwkunst, deels, wanneer hij proza schrijft, op dat der kunst van dekoratie-schilderen.
In mijn opstel over Hugo noemde ik Geibel, omdat ik den oudsten onder de nog levende duitsche dichters wenschte aan te duiden. Hamerling behoort onder de jongeren, althans vergelijkenderwijs.
Doch onafhankelijk van de jaren moet ik herziening vragen van uw oordeel over Geibel. Het is waar, Geibel is niet diepzinnig, maar hij geeft er zich ook niet voor uit. Het is niet in mij opgekomen, hem boven of beneden Hamerling te stellen. Geibel is meer eene tweede uitgaaf van Uhland.
Mijn antwoord zal U waarschijnlijk niet bevredigen. Doch dit behoeft ook niet. Uwe vraag getuigt van belangstelling in zaken van poëzie. Dit is liet voornaamste. Zoo die liefde in U blijft leven, dan komt het verschillend oordeel over dezen of genen auteur er minder op aan. Ik wensch, dat gedurende eene lange, lange reeks van jaren, de letteren U bij toeneming ter harte mogen gaan. Zij zijn de bron van sommige onzer reinste genietingen.
Mij aanbevelend in uwe vriendschappelijke herinnering, en dank betuigend voor de onderscheiding, waarmede gij over mijne werken spreekt, heb ik de eer mij hoogachtend te noemen, mejufvrouw
Uw gehoorzame.