ontvangen briefkaart gewaagt, zie ik met de meeste belangstelling te gemoet. Uit Brussel zond de heer Ruelens mij het Atheneum Belge van 1 Januarij, waarin hij van mijn boek een zeer hoffelijk compte-rendu geeft. Op die wijze heb ik voorwaar geen reden van klagen.
Voor het Februarij-nummer van Nederland zond ik Loman nog een tweede stukje: aankondiging der novellen van C. Terburch. Te vergeefs beproefde ik, den waren naam van dezen auteur te ontdekken. Doch dit is eene bijzaak. De novellen (drie in getal, uitgaaf van Beijers, te Utrecht, die mij een exemplaar ter beoordeeling zond) getuigen van een buitengewoon talent; vooral de eerste. Zeer geef ik U in overweging, door tusschenkomst van Beijers, te beproeven C. Terburch voor Nederland te winnen.
Ik feliciteer U met het opnemen uwer Familie Belmonte door de Locomotief. Wanneer dit verhaal voltooid zal zijn, dan zeg ik U gaarne mijn oordeel. De toegezonden bladen bewezen mij, dat gij het voornemen getrouw blijft, veel zorg te wijden aan de taal. Des te beter!
Ontvang deze regelen in welstand en blijf mij uwe vriendschappelijke herinnering schenken.
Uw dienstwillige.