korrespondentie te vereeren: de prettigste en degelijkste, die van al mijne vroegere nederlandsche betrekkingen over gebleven is.
Ik zie wel, dat ik omtrent den Koning der Eeuw amende honorable zal moeten doen. Mij boeide het boek door de buitengewone kunstvaardigheid der zamenstelling. Het overbrengen in het hollandsch prikkelt mijn vaardigheid. De fransche zeden, daarenboven, nemen meer en meer een amerikaansch karakter aan, dat Montépin mij toeschijnt goed weergegeven te hebben. Doch het is waar, dat er in den roman te weinig poëzie voorkomt. N'en parlons plus.
Met mijne studie over Dante ben ik gereed. U zult haar aantreffen in het Januarij-nummer van Nederland.
De handelwijze van den Spectator ten aanzien van Dr. Doorenbos' aankondiging van uw Langs een Omweg, kan niet verwonderen. De Spectator is mettertijd geheel en al een partijblad geworden. Ising, hoor ik, is de eenige, die nog wel eens tegen Vosmaer's invloed reageert. Uit Vosmaer's vertaling van Homerus blijkt, dat hij zeer goed werk kan leveren; doch hij is geneigd allerlei middelmatig dichterlijk ‘stuf’ onder zijne bescherming te nemen.
Wij hadden een bezoek van den jongen R., uit Utrecht, die schilder wenscht te worden en hier de lessen van Gérôme volgt. Hij is een neef van wijlen uw vriend R., op wiens buitenwoning bij Renswoude wij in 1864, met Potgieter en zijne zuster U en jufvrouw Hasebroek ontmoetten. Waar is de tijd gebleven! Het jonge mensch maakte op ons een goeden indruk. Hij schijnt zijne roeping ‘au sérieux’ te nemen.