schappen (verdeeldheid tusschen liberalen en klerikalen, tusschen Walen en Vlamingen), die het moeijelijk maken, elders dan op het gebied der kunst, bij het schrijven over Belgie onafhankelijk te blijven. Ik geef dan ook bijna uitsluitend oudere en oudste belgische kunstgeschiedenis, zooveel doenlijk in verband gebragt met staatsgeschiedenis en litteratuur. Verleden jaar bragt ik drie weken in Belgie door, voornamelijk met het doel, sommige stadhuizen, kerken en muzeums te gaan zien. Doch wat mij het meest verraste, was de aanblik van Brussel. Sedert 1868, toen ik er het laatst vertoefde, is Brussel grootendeels herbouwd en een der fraaiste steden van Europa geworden. Hetgeen ik daarover zeggen zal, in een afzonderlijk hoofdstuk, is niet alleen niet overdreven, maar blijft beneden de werkelijkheid.
Mag ik U verzoeken, mijne beleefde groeten aan mevrouw en jufvrouw Scholten over te brengen, en beiden nogmaals te danken voor hare vriendelijke ontvangst in November van het vorig jaar?
Met mijne beste wenschen voor uwe gezondheid en mij aanbevelend in uwe vriendschappelijke herinnering,
Uw gehoorzame.