keerende post: dan zal ik er een afschrift van houden. Anders vindt gij het toch in elk geval, over drie maanden, in het feuilleton van het Algemeen Dagblad.
Om nog eens op dat Leven van Karel van Mander terug te komen, - ik zie dat men het toeschrijft aan Jacob de Jongh. Doch met welk regt? Het is waar, dat Jacob de Jongh mij te eenemaal onbekend is, doch zoo hij werkelijk, gelijk ik mij verbeeld, medewerkzaam of medepligtig geweest is aan het herdrukt en uitgebreid Schilderboek van 1764, dan kan hij de auteur van het in 1616 verschenen Leven niet zijn.
Van Mander zal in mijn boek over België een goed figuur maken, en uit het Leven (wie het dan ook moge geschreven hebben) deel ik eene bladzijde mede, die Breêro geen schande zou aandoen. Overigens, ik herhaal het, heeft de kwestie voor mij geen gewigt. Voor U daarentegen, die onze Breêro-specialiteit zijt, zou het welligt de moeite loonen, een onderzoek naar dit onzeker vaderschap in te stellen.
Met vriendschappelijke groeten,
Uw dienstwillige.