Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 120]
| |
Aan dezelfde.Parijs, 31 Mei 1879.
Hooggeachte Mevrouw,
Uw vlug en vriendelijk antwoord was in alle opzigten een goed teeken, - dat U wèl waart, dat U tevreden waart over uw werk, en dat U niet boos op mij waart wegens mijn langdurig stilzwijgen. Hoe jammer dat de heer Bosboom thans minder opgewekt is! Ik zend hem hierbij nog eenige nummers van Jozefine, in de hoop dat mijn heldinnetje en haar vader hem nogmaals een genoegelijk oogenblik bezorgen zullen. Er is bij het terugzenden dier feuilletons niet de minste haast. Heeft U kennis gemaakt met het geheel, en is uw oordeel gunstig, dan kom ik U misschien lastig vallen met het verzoek, het pakje naar Haarlem te zenden, aan mijn korrespondent De Graaff, of een ander. Van mijn boek over Belgie zijn de eerste bladen in proef gebragt. Gelukkig valt het mij, bij het terugzien, niet tegen. Te Brussel maakte ik kennis met den heer Charles Ruelens, conservator der voormalige Bibliothèque de Bourgogne, thans koninklijke Bibliotheek, en werd door dien heer opmerkzaam gemaakt op een en ander, dat mij van veel dienst geweest is. Wie weet of de heer Bosboom, wanneer hij leest hoeveel goeds ik van Belgie zeg, geen lust krijgt, weder eens met U naar het mooije Brussel te gaan kijken, en vandaar, over Rijssel en Chantilly, naar Parijs en Fontainebleau? Ik zal, zoodra | |
[pagina 121]
| |
er eenige bladen afgedrukt zijn, U die ter lezing zenden. Mijn vrouw stelt groot belang in hetgeen U van mémories uit den tijd van Lodewijk XVIII verhaalt, die ten behoeve van uw Raymond door U geraadpleegd worden. Zij is eene ijverige brieven- en memoires-leester, mij ver vooruit in de kennis van Saint-Simon, mevrouw de Sévigné, de princesse Palatine, Kardinaal de Retz, mevrouw De Staal, mevrouw d'Epinay, la Grande Mademoiselle, madame Roland, enz. enz. Het laatst las zij made. La Rochejaquelin, en zou gaarne weten aan welke bron door U de voorkeur gegeven wordt voor het tijdvak der Restauratie. Een van Gideon's professoren is in het gelukkig bezit eener ruime verzameling van deze klasse van litteratuur, zoodat wij het aangewezene gemakkelijk bekomen kunnen. Heeft De Graaff U een exemplaar gezonden der twee deeltjes Europesche Brieven van Fantasio, door mij ‘bevorwortet’? Ik droeg het hem op, maar hij is vergeetachtig. In den Tijdspiegel van Mei moet eene aankondiging dier brieven, en tegelijk van uw Langs een Omweg verschenen zijn. Zoo U dat nummer van den Tijdspiegel bezit, en het mij ter lezing zoudt willen zenden, dan zoudt U mij zeer verpligten. Na gemaakt gebruik zend ik het U onmiddellijk terug. Heeft De Graaff U geen exemplaar van Fantasio gezonden, laat de heer Bosboom het dan s.v.p. reklaméren; want ik heb er uitdrukkelijk last toe gegeven. Morgen of overmorgen, denk ik, gaan wij eens kijken naar de schilderijen van het ‘Salon’, in het Palais de l'Industrie. Dat is altijd eene tijdroovende en vermoeijende expeditie. Doch wanneer men te Rome woont, dient men den Paus te gaan zien. | |
[pagina 122]
| |
Mr. B. Oldenkoth, in Den Haag, mij onbekend, vraagt mij aanwijzing van eene recensie eener in 1868 door hem uitgegeven brochure,Ga naar voetnoot1 welke ik te Batavia indertijd gunstig aankondigde. Heeft U dien heer ooit ontmoet? Hij beroept zich op Mr. Mirandolle en professor Thijm. In 1868 woonde hij te Rotterdam, geloof ik, doch zijn deze week ontvangen schrijven is gedagteekend uit Den Haag. Mijne vrouw en Gideon (die heden zijn 20ste jaar intreedt) bieden U en den heer Bosboom hunne beste wenschen en eerbiedige groeten aan. Blijf ons, bid ik, uw vriendschappelijke herinnering schenken, en geloof mij steeds Uw gehoorzame. |
|