mijner Bataviasche Courant verschijnen. Daarna, hetzij afzonderlijk, hetzij in Nederland.
Eindelijk is Langs een Omweg in mijn bezit gekomen, daags na uw laatsten vriendelijken brief. Ik ga uw roman herlezen, en mijne nieuwe indrukken met de vroegere vergelijken. Mogelijk vind ik er de stof van een tooneelstuk in - niet voor mij, maar voor Uzelve. Onlangs herlas ik, uit datzelfde oogpunt Majoor Frans en vroeg mij af, waarom U dien roman niet omwerkt voor het tooneel, zooals George Sand voortreffelijk gedaan heeft met haar François le Champi. Ik zag dat stuk hier vertoonen in het Odéon, en keerde opgetogen huiswaarts. In Langs een Omweg schuilen welligt niet meer dan een paar kapitale scènes: in Majoor Frans zit een stuk. Jokken de Amsterdamsche couranten niet, dan is jufvrouw Joséphine de Groot eene actrice, die de hoofdpersoon op waardige wijze zou kunnen vertoonen. Zou het denkbeeld U niet bekoren, met Majoor Frans eene proef te nemen? Niemand beter dan de heer Bosboom, zou U voor de mise-en-scène behulpzaam kunnen zijn.
Komt Simon van den Berg U weder bezoeken, dank hem dan s.v.p. voor de groeten van zijn zoon. Ik vind het heel aardig, dat zoon en vader aan mij gedacht hebben.
Om de vriendschap aan te houden heb ik mijne Haagsche lezing (de goede Van Zeggelen is nu óók al dood!) aan Nederland afgestaan. In de Maart-aflevering verschijnt het eerste gedeelte. In die van April, vervolg en slot. Met uitzondering van één sonnet van Keats, dat nu in het oorspronkelijk komt, heb ik er geen woord in veranderd, zoodat U een regtvaardig vonnis zult kunnen vellen.