Aan dezelfde.
Dordrecht, Zondagochtend.
Liefste Vrouw,
Hartelijk dank voor uw langen en prettigen brief, gisteren avond bij mijne aankomst hier gevonden. Ik logeer in een hôtel, heel goed, en bragt na afloop der lezing (voor een klein maar uitmuntend publiek, in een allerliefst klein zaaltje) den tijd zeer aangenaam door bij Jules en Mary, die op een wandelend boterhammetje eenige gasten gevraagd hadden. Bij hen aan huis, schrijf ik U ook dit briefje. Morgen ochtend ga ik zoo vroeg mogelijk naar Brussel, en zal mijn uiterste best doen, dingsdag naar Parijs terug te keeren. Want ofschoon ik volmaakt gezond ben, en overal zeer goed ontvangen word, verlang ik toch zeer naar huis.
De zaak met Funke is in orde. Wel is de verklaring door V. onderteekend, niet geheel en al vervat in de pikante bewoordingen van mijn ontwerp; maar zij is toch zeer voldoende, en, zoo de man mij ooit weder mogt beleedigen, in mijn hand een doodelijk wapen.
Betsy M. is een allerliefst meisje, een nederlandsche blondine-type. Jules' interieur bezit steeds hetzelfde charme.
Mijn plan is, U uit Brussel te telegraferen, met welken trein ik naar Parijs kom. Dat is sekuurder dan schrijven. De bedienden der logementen weten heel goed wanneer de posten vertrekken, maar zij verzuimen, de brieven tijdig in de bussen te doen.