Aan dezelfde.
Den Haag, Woensdagochtend.
Liefste Vrouw,
Hierbij een uitknipsel uit het Haagsche Dagblad, waarin over mijne lezing gesproken wordt. De toon, zooals gij zien zult, is zeer welwillend, al kan 's reporter's schranderheid niet op één lijn gesteld worden met zijn uitvoerigheid. Weder heb ik ondervonden, dat het publiek in Holland hooger staat dan de couranten.
Gisteren namiddag heb ik mijn Haagsche visites gedaan; bij mevrouw Holle, die niet thuis, bij mevrouw Tervile, die de hartelijkheid zelve, bij den ouden heer Spanjaard, die even hartelijk als mevrouw Tervile, bij mijn oude tante, die geheel en al de oude was.
Mevrouw Tervile's kleindochter Agatha is sedert een paar dagen verloofd met den luitenant W. van de infanterie van het Indisch leger. X woont te Brummen in Gelderland, waar hij zijn vrouw aanbidt en aardappelen poot.
Van ochtend ga ik naar Amsterdam en van daar, in den namiddag naar Haarlem. Dat ik te Dordt zal lezen is te danken (of te wijten) aan J. van Deventer. Hij schreef en telegrafeerde mij, dat ik Zaturdag (societeit-avond!) welkom wezen en een lokaal beschikbaar vinden zou.
Gisteren verzuimde ik U te melden, dat het hier maandag en dingsdag buitengewoon fraai najaarsweder geweest is. Een verrukkelijke zonneschijn, bij betrekkelijk zachte lucht.
Morgen schrijf ik U uit Haarlem. De Graaff meldde