Aan Mejufvrouw Francisca Gallé.
Parijs, 24 September '78.
Waarde Francisca,
Dank voor uwe reisindrukken, en gefeliciteerd met het huwelijk van uw broeder, waarvan ik in de courant de aankondiging las.
De dames-bibliotheek, onder leiding van jufvrouw Van Rees, vond ik nog niet vermeld onder de nieuwe Nederlandsche uitgaven. Doch dat zal wel komen, nu het najaar en de winter weder in aantogt zijn.
Herinnert gij U, dat ik mij interesseerde voor Ds. Berman, den verzamelaar der bundels Landjuweel? Tot mijn genoegen verneem ik van Funke, die de bundels uitgaf, dat zij aanvankelijk goed verkocht worden, en het doel dus niet gemist zal zijn.
In het September-nommer van het tijdschrift Nederland komt een opstel van mij over de Dorpsvertelling voor. Misschien interesseert U dit. Ik ontving het nummer nog niet, en moet dus ook jufvrouw Opzoomer's studie over den ‘twijfel in het drama’ nog lezen. Voort vindt gij er de korte toespraak, door mij gehouden op het Litterarisch Kongres alhier.
Men zendt mij een feuilleton van het Haagsche Dagblad, waarin ik word vergeleken met... Erckman-Chatrian. De bedoeling is welwillend en vleijend, maar de inval verbaast mij. Nu, wees met Caroline vriendelijk van ons gegroet, en geloof mij steeds
Den Uwen.