zijn. Maar laat U dit niet ontmoedigen. De zaak is gezond, en zal op de eene of andere wijze wel in orde komen.
Uit eene inhoudsopgaaf van het September-nummer van Nederland zie ik (het nummer zelf heb ik nog niet ontvangen: Loman zal het mij zenden), dat daarin twee bijdragen van mij voorkomen, behalve de Kunst- en Letterbode. U moet zelf weten, of dit niet te druk is. Zoo Loman er geen bezwaar in ziet, dan is het mij wèl. Met ulto December zal nu moeten blijken, of onze inspanning door de abonnés gewaardeerd wordt.
Advertentiën melden het verschijnen van het 3de deeltje van Landjuweel, waarmede die verzameling kompleet is. In het belang van Ds. Berman zou ik zeer gaarne zien, dat men die bundels een weinig deed schuimen. Maar tot wien zich daartoe te wenden? Het halve litterarisch Nederland was mede-pligtig; ik bedoel medewerker. Hoe komen wij aan een beoordeelaar van gezag? Professor Thijm zou de geschikte man wezen: maar zal hij willen? Vraag het hem eens s.v.p., en wijs hem op de zich aanbiedende gelegenheid, die hem welkom moet zijn, weder eens een weinig gerigt te houden over onze litterarische krachten. Hij zou dan meteen zijne schuld aan Nederland kunnen afdoen.
Met mijne bijdrage voor den Kunst- en Letterbode van het Oktober-nummer, zal ik door mijne afwezigheid ditmaal een weinig achteraan komen. Echter zal ik mijn best doen, U nog in tijds eenige kopij te bezorgen. Vermoedelijk krijgt U een enkel woord over Dubois' verkorte fransche litteratuur-geschiedenis, over den roman Mevrouw Holting's vrienden, en over het weekblad Eigen Haard.
Uw dienstwillige.