aan haar gebonden zijn? Ik beklaag soms de conférenciers hier te Parijs, wanneer ik weken van te voren aangekondigd zie, dat die en die mijnheer, op dien en dien avond, dáár en dan, over een bepaald onderwerp eene voordragt houden zal.
Voor zooveer ik kan nagaan, zou eene spreekbeurt in November mij best van al gelegen komen. Onderrigt mij echter ook s.v.p., welke dag der week de gewone is. Ik ben vrijwel de slaaf mijner Indische korrespondentie, en begeef mij ongaarne van huis, zonder zoo mogelijk precies te weten tegen wanneer en voor hoe lang.
Onder het lezen van het vervolg uwer Parijsche Wandelingen heeft de gedachte mij vermaakt, dat gij, uwe schreden rigtend naar het Bal Bullier, bijna mijne tegenwoordige woning binnengeloopen zijt. Slechts één huis scheidt mijn No 147 van de voormalige Closerie des Lilas; en zelfs heeft vader Bullier in het afgeloopen jaar, dat huis laten bouwen uit de opbrengst der entrée-gelden en ‘consommations’ (waaronder ook uw ‘consommations’ van Augustus 1877), die van het bezoeken zijner inrichting onafscheidelijk zijn. Tot uw troost diene, dat het een heel mooi huis is, zes of zeven verdiepingen hoog, waarvan de 1ste, 2de, 3de, 4de en 5de f3000 's jaars huur doen, of de eerste vast nog meer.
Niet minder hebben mij Jorissen's brieven van Elisabeth Wolff vermaakt. De eerste, precies van Coosje Veldenaar of Chrisje Helder; een tweede en derde precies van Daatje Leevend of tante de Harde. Hoe totaal was die goede mevrouw van Merken van geest verstoken, dat zij op den eersten niet anders wist te antwoorden, dan vermomde grofheden! ‘Had Hoogvliet geen Abraham