Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 74]
| |
vuldige verpakking van uw echtgenoot. Het losse blaadje, met uw opdragt, zal ik in den Hollandschen tekst leggen, en het pakje te bekwamer tijd overhandigen of doen toekomen aan den heer Zaccone, rue Geoffroy-Marie 5. De opening van het kongres, die 4 Junij zou plaats hebben, is acht dagen uitgesteld. Victor Hugo moet 30 Mei een Voltaire-speech afsteken, en kon niet reeds 4 Junij met een kongres-speech gereed zijn. Van speeches gesproken; die van Beets heeft men mij toegezonden uit Haarlem. Dank dus voor uw vriendelijk aanbod. De lezing heeft mij minder voldaan, dan de voordragt zou gedaan hebben. Doch het kan niet anders. Toch heb ik onder het lezen meermalen gedacht Beets te hooren. Hij heeft het zeer ver gebragt in de moeijelijke kunst, zijn oratorischen stijl te regelen naar zijne stemmiddelen. Sommige schijnbaar eindelooze volzinnen zijn zorgvuldig berekend naar de krachten zijner ademhaling. Hij kiest en rangschikt werkwoorden, substantieven en adjektieven zoo, - en is met de laatste zoo kunstig zuinig, - dat in weerwil van zijn zwak geluid, alles nadruk bekomt. Sommige onzer redenaars (professor X. bijvoorbeeld) hebben daar geen begrip van. X. overgiet U met een mateloozen woordenstroom; en wanneer hij amen zegt, heeft men geen anderen indruk ontvangen, dan een van zenuwachtige opgewondenheid. Ik zie, dat bij advertentie in het Handelsblad sollicitanten worden opgeroepen voor de betrekking van directeur der Tooneelschool te Amsterdam. Beets zou het baantje beneden zich achten, maar waarom? Hij ware in die betrekking beter op zijne plaats, dan als professor in de theologie. Charles Perrin, de tegenwoordige direk- | |
[pagina 75]
| |
teur van het Théâtre Français, is Membre de l'Institut; wat méér zegt, dan Utrechtsch professor. Zoolang in Nederland niet een man ‘van de bovenste plank’ zich aan de vorming van akteurs en aktrices wijdt, komt er van ons tooneel nooit iets teregt. Om op het kongres terug te komen, ik geloof niet, dat daar voor Nederland, of voor de kleinere staten in het algemeen veel te oogsten zal vallen. De Franschen schijnen tot bescherming van het auteursregt eene algemeene bepaling in het leven te willen roepen, die voordeelig zal zijn voor hen, leveranciers van romans en tooneelstukken aan de geheele wereld. Doch welke reciprociteit kunnen zij de andere volken aanbieden? Buitenlandsche bellettrie wordt door hen maar zelden vertaald. Hollandsche bijna in het geheel niet. Uw Majoor Frans is ook in dat opzicht een witte raaf. Enfin, wij zullen zien. Met onze vriendelijke groeten aan den heer Bosboom, en onze beste wenschen voor uwe gezondheid
Uw gehoorzame. |
|