Collection Bargue Ecole Romaine No. XLIV, Goupil et Cie); en die lithografie overtreft de gravure zeer ver. Op de lippen na is de gelijkenis, ik erken het, treffend. De neus, de oogen, de wang, de kin, het haar, volmaakt De Graan. Zeer dank ik U voor het gezonden portret, en zou gaarne, als het U niet ontrieft, ook het andere bezitten, dat naar het lijk van den jonggestorvene genomen is. De geheele De Graan interesseert mij in hooge mate; en ik verbeeld mij, iets te begrijpen van de overwinning, die gij op uzelven hebt moeten behalen, om in het verlies van zulk een aangenomen zoon te berusten.
Laast gij ooit, van Wilhelm Broes, de in 1811 (geloof ik) verschenen psychologische studie over eene giftmengster, die hij qualitate quâ in hare laatste oogenblikken bijstond? Mr. N.P. Van den Berg, te Batavia, directeur van de Javasche Bank, leende mij eenige deelen uit de pamfletten-kollektie Meulemans, te Amsterdam door hem aangekocht. Daarin vond ik die brochure van Broes; en, hoe absurd het klinke, de karakterbeschrijving eener moordenares bij die van den onschuldigen De Graan te vergelijken, toen ik kort daarna uw boekje las, dacht ik, bij het volgen uwer onthullingen, telkens aan Broes. Ik kan U zeer aanbevelen, bij gelegenheid eens aan Nijhoff of Fred. Muller te vragen, U dat opmerkelijk geschriftje van den Amsterdamschen Clergyman te bezorgen. Ik weet zeker, dat het tusschen 1811 en 1813 verschenen is, want er wordt in gezinspeeld op de bediening van het regt te Amsterdam onder de keizerlijk-fransche overheersching.
Ds. Berman schrijft mij, dat hij vóór 1o. Februarij op eene bijdrage van U rekenen kan, en dat berigt was