Brieven. Deel 2. 1876-1886
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
Aan den heer J. Kneppelhout.Parijs, 24 December 1877.
Hooggeachte Heer,
Vous en parlez à votre aise! In 1840, toen Klikspaan jong was, toen bestond er in Nederland, zoo niet een litterarische Melkweg, althans een litterarische Pleiade, die in staat, en meer dan in staat zou zijn geweest, ten faveure van een anderen Ds. Berman, een ander bundeltje van de Ronde Tafel bijeen te brengen, zamengesteld uit louter onuitgegeven karakteristieke bijdragen. Maar nu? U behoeft niet aan de klok te hangen, maar ik mag U wel influisteren, dat het eenige wat in mijne eigen oogen, als medepligtige aan het bijeenkomen van Berman's bundel, mij ontzondigt, het humane doel is; - en zoo U er evenzoo over denkt als ik, dan zult U daarnaar handelen. Meer behoef ik niet te zeggen, om U elke illusie te benemen, als zou ik mij in staat gevoelen, de auteurs van reeds gedrukte bijdragen te bewegen andere bijdragen daarvoor in de plaats te geven. De besten hunner gaven het beste wat zij hadden, en missen konden. Aan een standaard-boekje onzer litteratuur van 1878 is door niemand gedacht. Et pour cause! Wij kunnen het misschien niet helpen. Misschien nemen andere zaken teregt al onze aandacht in beslag. Maar onze litteratuur heeft op dit oogenblik geen standaard; en Berman kan dood en begraven zijn, zoo hij wachten moest, tot zij er weder eens een had. | |
[pagina 53]
| |
Omtrent het andere punt, - het uitgeven voor eigen rekening, - voeg ik mij gaarne naar uw beter inzigt. Laat Berman met een uitgever zijner keus over een honorarium onderhandelen; maar laat hem dit spoedig doen, en het niet afhankelijk maken, van dat Amsterdamsch bibliothekarisschap. Haast hij zich niet een weinig, dan loopt hij gevaar, dat bijdragen, die nu nog ongedrukt zijn, elders verschijnen; en dan is hij nog verder van de wijs. Ik zelf, bijvoorbeeld, kan niet verhinderen, dat hetgeen ik hem afstond en nu versch is, niet over eene maand of drie in mijne Bataviasche courant verschijnt. De beste dienst, die uzelf hem bewijzen kunt, is, hem ten spoedigste eene bijdrage van uwe hand te zenden, waarmede hij woekeren kunne bij zijn uitgever. Wilt U mij een genoegen doen? Zend mij dan een exemplaar uwer biografie van De Graan. In Indie heb ik dit boekje met zooveel genoegen gelezen, dat ik, in het voorjaar van 1878 te Rome gekomen, moeite heb gedaan, het portret van De Graan's dubbelganger,Ga naar voetnoot1 door U aangeduid, te zien te krijgen. Maar de verzameling was verkocht en verspreid, en niemand kon mij zeggen, waar het portret gebleven was. Bevindt het zich welligt te Parijs? Mij, die De Graan nooit gezien of gehoord, maar nadat ik U gelezen had mij zeer voor hem geïnteresseerd heb, zou het genoegen doen, zoo ik mij ook van zijn uiterlijk eene voorstelling vormen kon. Met beleefde groeten, hoogachtend,
Uw gehoorzame. |
|