opstellen van vrijzinnige vaderlandsche auteurs bijeen te brengen, te exploiteren door den persoon in kwestie.
Kunt U voor dat doel eene bijdrage afzonderen? Zoo ja, zend haar dan regtstreeks aan het volgend adres: A.J. Berman, predikant te Watergang a/h Noord-Hollandsche kanaal bij Amsterdam.
H. de Veer is bekend met Berman; is ook bekend met het plan der uitgaaf, en zal U gaarne inlichtingen verschaffen, - tenzij gij U bij voorkeur tot B. zelven wendt. Berman's toestand is beklagenswaardig, en wie hem helpt, of helpt helpen, verrigt een goed werk.
In den afgeloopen zomer schreef Alberdingk Thijm mij, dat uwe benoeming tot hoogleeraar te Leiden verzekerd was. Is het indiskreet te vragen, waarom die benoeming niet gevolgd is? Indiskreet, ongetwijfeld; maar al zijn uwe grieven tegen mij velen in getal, gij kunt niet gelooven, dat ik zoo iets vragen zou, tenzij uit belangstelling. Zoo ik grieven heb tegen U, zij komen al te gader hieruit voort, dat gij uwe kostelijke krachten mijns inziens versnippert. Een professoraat zou het middel zijn om U aan uzelven en aan de studie terug te geven, en de jongelui konden van U meer profiteren dan van Jonckbloet, bij wien het oordeel mij toeschijnt allengs schuil te zijn gegaan.
Vergeef die uitweiding, en geloof dat ik deze gelegenheid gaarne aangrijp, om mij in uwe vriendschappelijke herinnering aan te bevelen.
De Uwe.