waarmede zij hem in het gezigt slaat; en wanneer zij hem zal hebben afgeleerd, naar haar geld te happen, zal zij hem toeroepen: Pluk mij! - Maar U kunt het niet helpen. Zij is naar het leven geteekend.
Dezer dagen zond mijn Hollandsche boeken-leverancier mij No 1 der Salon-Bibliotheek: Elize door de schrijfster van Te Laat; en wat mij telkens treft, als ik U lees, trof mij ook bij het herlezen dier novelle van Jufvrouw Hasebroek. Ik meen: dat het opkomend geslacht der Nederlandsche schrijfsters iets ploertigs over zich heeft, dat bij de volée van 1840 niet gevonden wordt. Al meer dan eens heb ik mij verweten, nooit iets over Hasebroek of over zijne zuster geschreven te hebben. Na de hernieuwde kennismaking met Elize zou ik dat verzuim willen herstellen. Zoudt U mij daarin behulpzaam willen zijn door het bijeenzoeken van een zooveel mogelijk kompleet exemplaar van beider werken? Of vreest U, dat een kritiek de betrokken personen niet aangenaam zou wezen? In dat geval laat ik het plan varen.
Nog eene andere- indiskrete vraag: Is Jonkvrouw Cornélie Huygens een werkelijk bestaand persoon? Ik las Hélène van Bentinck, en hield Jufvrouw Baart of Jufvrouw Kruseman voor de schrijfster. Doch U spreekt zoo stellig over de dame, die U het boek zond, dat ik aan het twijfelen ben gegaan.
Sedert eergisteren is Gideon voor goed bij ons aan huis, na gedurende bijna een jaar en pension geweest te zijn bij vreemden. Doch het waren, gelukkig voor hem en voor ons, vreemden van de liefste soort. Over vier of vijf weken, hopen wij, gaat hij de openbare lessen van het lycée Louis le Grand volgen, en wij