Aan Mevrouw Bosboom-Toussaint.
Batavia, 7 Maart 1876.
Hooggeachte Mevrouw,
Dezelfde Prins van Oranje, die mij een present-exemplaar der geïllustreerde editie van Majoor Frans bragt en U dit briefje terugbrengt, zal ook, indien alles goed gaat, mijne vrouw, Gideon en mijzelven naar Europa overvoeren. Hartelijk dank voor het fraaije exemplaar van het fraaije boek, welks inhoud (n'en déplaise aan Ch. Rochussen) aanmerkelijk hooger bij mij staat aangeschreven dan de teekeningen van den Nederlandschen Doré - indien men althans op Doré gelijkt wanneer men prenten teekent bij alle boeken van alle schrijvers over alle onderwerpen. Neen, Mevrouw! uw held moge er bijwijlen zoo hebben uitgezien, maar uwe heldin - nooit!
Ik heb het voorregt gehad in mijn neef Dr. L'Ange Huet een tijdelijk plaatsvervanger te vinden, die bereid is mij het dagelijksch werk in Indië voor een poos uit de handen te nemen, terwijl ik in Europa als korrespondent mijner courant werkzaam blijf. Ons plan is, te Napels aan wal te stappen en vandaar niet al te snel naar Parijs te reizen, waar ik voor Gideon eene school wensch te gaan zoeken. Te Napels zelf, te Rome, te