boek (de fraaije tegenstelling der karakters van Dolly en Rhoda) gaat voor het leesgezelschappen-publiek in Nederland geheel verloren. Evenzoo de familietrek tusschen Rhoda uit Old Kensington en Becky Sharp uit Vanity Fair, tusschen de schepping der dochter en de schepping van den vader. Er blijft alleen over het popperige in Dolly, die maar een halve vrouw is, daar zij het natuurlijker vindt haar zieke tante op te passen, dan ‘vader en moeder (of hetgeen voor haar daarmede gelijkstond) te verlaten en haren man (dien zij toch beweerd lief te hebben) aan te hangen’. Een karakter als dat van Dolly acht ik dan alleen geslaagd, wanneer het objectief, niet wanneer het gegeven wordt als heldin, als ‘darling’ van schrijver of schrijfster.
Een dag of veertien geleden is Mr. L. mij een bezoek en tevens goede tijdingen van U en de uwen komen brengen. Van hem begreep ik, dat hij herhaaldelijk te Dordt had vertoefd en U dikwijls ontmoet had. Met Mary en de kinderen gaat alles blijkbaar bij U naar wensch, al moet gij hard werken om er te komen. Bij U aan huis is het vast veel gezelliger dan bij mij, want Indie en gezelligheid gaan niet zamen. Dikwijls begrijp ik niet hoe mannen van onzen leeftijd, die òf geen lieve vrouw, òf geen lieve kinderen hebben, het hier uithouden. In gezelschappen voel ik mij altijd vreemd, en dat ligt niet alleen aan mij, want met Anne, die veel vriendelijker en spraakzamer is dan ik, gaat het even zoo. De maatschappij hier is te klein, geloof ik, om het verschil van beschaving tusschen de mannen en de vrouwen onderling en afzonderlijk te doen verdwijnen. Waar ik ook heen ga, ik moet mij altijd geweld aandoen