van den verren afstand waarop wij ons van het moederland bevinden. Zoo gaarne zouden wij ook nu weder de behulpzame hand bieden aan Sophie, maar moeten ons vergenoegen met haar van onze deelneming te verzekeren. Wat zal die trouwe zorg nu aanvangen? Uit hare latere brieven spreekt diepe droefheid. Bijna zoolang wij haar kennen, mijne vrouw en ik, leefde zij alleen voor hèm en het zal haar moeite kosten, veel moeite, zich een nieuwen kring te scheppen... In één woord, de treurigheid is volkomen, en Potgieter's heengaan heeft sommige mijner liefste luchtkasteelen eensklaps in nevelen doen opgaan.
Tegelijk met dit briefje verzend ik aan uw adres eenige nummers mijner courant, waarin gij eene beoordeeling van uw lieve Majoor Frans zult aantreffen. Beschouw deze recensie s.v.p. als een antwoord op uw vriendelijken brief van half December jl. en zeg niet dat zij daarvoor te laat komt. Al had de tijding van Potgieter's overlijden mij minder diep geschokt, - eerst 30 Maart jl. ontving ik uw present-exemplaar, en ik ben mijzelven het getuigenis schuldig, dat mijn eerste werk daarna het herlezen uwer fraaije novelle geweest is. Misschien ben ik te ver gegaan met stoutweg te beweren, dat Majoor Frans tegelijk een emancipatie-roman is en een tegengift tegen de emancipatie; maar toen dat gezigtspunt zich eenmaal voor mij gevormd had, heb ik geen weerstand kunnen bieden aan den lust om het denkbeeld te vervolgen en de geheel nieuw-nederlandsche vrouwenwereld, met Mina Kruseman aan de spits, in de zaak te betrekken.
Uit den brief dien B. dezer dagen van U mogt ont-