en mijn doel is geweest, haar zóó in te kleeden, dat gij er voor uzelve iets aan hadt. Die verontschuldiging heeft wel maar betrekkelijke waarde, maar als gij in aanmerking neemt, hoevele recensies geschreven worden zonder doel en zonder arbeid, durf ik toch wel een weinig op uw vergiffenis hopen.
Mijne hoofdbedenking is, qu'au lieu de faire de la littérature, vous faites du sentiment. Mevr. Beecher-Stowe daarentegen, tout en faisant du sentiment, fait de la littérature. Ook en allermeest om die reden, - en niet alleen om den zweem van overeenstemming tusschen eene voorname donnée van beide boeken, - heb ik The minister's wooing naast Agnes gelegd.
Tegen uw verhaal, als verhaal, heb ik dit, dat alleen de opzet belangstelling inboezemt, de uitwerking niet. Uw blik op karakters is oorspronkelijk; maar in plaats van ze te laten groeijen, lengt gij ze aan en verdunt ze.
Met de waarschijnlijkheid te spotten, staat U vrij, maar op voorwaarde dat gij er òf komische òf tragische effekten door schept. Voor iemand, die een kindermoord op het geweten heeft, is uw Reinout niet genoeg een demon, en voor iemand die zich zelve van kant maakt, uwe Petra een te huiselijk paskwil. Zoo is ook Schill niet genoeg een zonderling, om zich welstaanshalve te kunnen verbeelden, dat hij regten had op Agnes als vrouw, en Agnes niet genoeg eene ‘principienreitster’, om zonder uit hare rol te vallen aan Reinout den vadernaam te kunnen weigeren.
Gij spreekt van ‘een bouquet stamrozen’. Ik vraag: hoe kunt gij aan het bouquet zien, of de rozen aan stammen dan wel aan struiken gegroeid waren? Elders