Toen gij Agnes aan mijne zuster Charlotte zondt, zult gij niet gedacht hebben, dat zij zoo spoedig daarna naar Paramaribo vertrekken zou, met mijn broeder Charles. Van haar eigen aankomst heb ik op dit oogenblik nog geen berigt, wel van die mijns broeders.
Uw leventje, te zamen met Carolina moet, naar ik mij voorstel, een aardig en rustig leventje zijn. Welke vriendin van U heeft kennis aan de jonge mevrouw E., die verleden jaar naar Indie kwam en thans te Buitenzorg woont? Ik herinner mij van Mevrouw E. te hebben hooren verhalen, dat zij een brief uit Arnhem had ontvangen, waarin de schrijfster, die zeer met U gelieerd was, haar opdroeg naar onzen welstand te informeren. Nog eene andere dame interesseert mij: Mevrouw Kroon geb. Star Numan, van wie ik in het maandwerk Onze Tijd een uitmuntend artikel over de Hollandsche meisjesscholen las. Zoo ik mij niet bedrieg heb ik haar man te Haarlem gekend, ofschoon meer van aanzien dan van nabij. Is het werkelijk waar, dat De Keyzer te Arnhem (den predikant bedoel ik) tegenwoordig zulk een vokaal op het gebied van het meisjes-onderwijs is? Dat verbaast mij. De Keyzer bezit vele goede kwaliteiten, doch vóór ik mijne dochter, als ik er eene had, aan de leiding van zulk een cuistre toevertrouwde, zou er meer moeten gebeuren.
Laast gij Potgieter's Bakhuizen van den Brink en Van der Linde's Costerlegende? Het laatste munt alleen uit door scherpzinnigheid en is overigens in bandietenstijl geschreven, terwijl het eerste zich evenzeer door den vorm als door den inhoud onderscheidt; maar ik noem beide boeken in één adem, omdat ik mij verbeeld dat die