Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan Dr. J. L'Ange Huet.Batavia, 13 Mei 1870. Java-Bode.Ga naar voetnoot1
Amice,
Ik meen U eene dienst te bewijzen door de toezending van het inliggende, geknipt uit het Bataviaasch Handelsblad van 4 Mei (red. Keuchenius, voorheen Lion). In Indische couranten heb ik al zoo dikwijls gelezen dat ik dominé geweest ben om den broode enz., dat, wanneer Hollandsche anonymen hetzelfde nog eens komen oververtellen, zulks mij vrij kalm laat. Doch met UGa naar voetnoot2 is het anders gesteld...................................... | |
[pagina 248]
| |
Laatst schreeft gij mij, te hebben kunnen bespeuren, dat ik in Holland ‘in het geheel geen goed meer doen kan,’ zelfs niet met zuiver litterarische opstellen. Voor zoover ik kan nagaan, hebt gij daarin gelijk. En nu is Van Vloten mij nog de slechte dienst gaan bewijzen, een briefjeGa naar voetnoot1 van mij, dat alleen bestemd was hem voor Gideon een exemplaar van zijnen Cats te vragen (dien ik voor uitverkocht hield en daarom meende, niet regtstreeks te kunnen bestellen; doch dat was eene dwaling), in het openbaar te beantwoorden. Vaak is het mijzelven een raadsel, waarom mijne voormalige vrienden, - van wie ik niet één, voor zoo ver ik mij herinneren kan, eenig leed gedaan heb, - zoo boos op mij zijn. In mijne eigen oogen doe ik niets anders als ronduit mijne meening zeggen over menschen en dingen, en breng ik, gelijk voorheen de stukjes van theologen, thans die van politici uit. Doch als ik weder eens in de wereld kom, zal ik intijds mij zelven het gebod voorschrijven: ‘Gij zult de booze hartstogten uwer medemenschen niet opwekken.’ Indien mijne bestrijders wisten, hoe kalm hunne aanvallen mij laten en hoe weinig ik hunnen haat met haat beantwoord, zouden zij de moeite sparen mij uit te schelden. Ook moet ik tot lof van | |
[pagina 249]
| |
het publiek, althans in Indie, zeggen, dat het zich door al dat getier al heel weinig van de wijs laat brengen. Het crediet van den Java-Bode is zoo gevestigd en zijn debiet neemt nog dagelijks zoo zeer toe, dat elke nieuwe aanval een réclame is geworden en dienst doet als advertentie. De twee andere Bataviasche couranten zijn geheel overvleugeld en zullen, zoo zij niet weldra evenals de Java-Bode dagelijks gaan verschijnen, moeite hebben om in stand te blijven. Om weder op uw korrespondentieschap te komen, - gij zult ernstig overwegen, in hoever gij voor den Java-Bode kunt en wilt blijven werken; gij zult mij den uitslag dier overwegingen mededeelen; zoo gij ja zegt, zijt gij even welkom als te voren; zoo gij tot de slotsom neen geraakt, en vooral in dat geval, word ik daarvan tijdig onderrigt. Met onze vriendelijke groeten De Uwe. |
|