gezeld van den kontroleur Vriesman, op 3 uur afstand van Malang, rijst met gehakt gegeten heb ten huize van een wedono, tweeden zoon van den Regent van het distrikt. Hij droeg een gebatikten hoofddoek van wit en zwart, een zwart lakensch buisje tot aan den hals digtgeknoopt, en een bruin-en-witten sarong. Die wedono (een jongman van ruim dertig jaren) is zeer vriendelijk en voorkomend, verstaat een weinig Hollandsch, leest Hollandsch, brengt opmetingen van koffijtuinen en dessagronden in kaart, en is in één woord een zeer beschaafd man, met een fraai en vriendelijk gelaat. Hij heeft mij twee bijzonder schoone wapenen laten zien, een kris en een korte sabel, beide met goud versierd op het lemmet. Met zulk een sabeltje zou men Gideons hoofd met één slag van den hals kunnen scheiden.
Verbeeld U, dat ik op dit oogenblik, na tien dagen van huis geweest te zijn, nog geene enkele maal tijding van U ontvangen heb. Overal heb ik mijn adres achter gelaten, en overal heeft men mij beloofd, alle brieven aan mij te zullen opzenden; doch men schijnt die belofte niet zeer heilig te achten. Echter zou het mij erg verwonderen, zoo ik bij mijne terugkomst te Pasoeroean (want naar Malang is maar een uitstapje) geene tijding van U vond.
Tusschen Pasoeroean en Malang liggen de twee vermaarde landen Kedawong en Alkmaar, waar suiker gekultiveerd wordt buiten kontrakt van het gouvernement. Ik heb met den heer L. (eigenaar van Kedawong) en met den heer C. (administrateur van Alkmaar) met genoegen kennis gemaakt. Vermoedelijk zal ik hun nóg een bezoek brengen, en dan beter kunnen oordeelen