Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekendAan denzelfden.Bloemendaal, 31 Augustus 1867.
Amice,
Hiernevens, in antwoord op de uitnoodiging der redactie, alvast mijn stukje over Vondel.Ga naar voetnoot1 Al hetgeen waarvan ik mij verbeeldde dat het Quack als secretaris der commissie hinderen kon, heb ik geschrapt, en er is niets overgebleven als - een mager beestje, zult gij zeggen. Ik ben dat met U eens; doch al zag ik kans om na Homerus-Bakhuizen iets grondigs over Vondel te bedenken, ik zou in mijne tegenwoordige omstandigheden dat denkbeeld toch niet kunnen uitwerken. Neem daarom dit weinige voor lief, en troost U met de gedachte, dat, volgens Van Alphen, de vergenoegdheid in dit leven meer, en zelfs veel meer is dan schatten.
De Uwe. |
|