gaan met het toezenden van uwe berigten. Waarom zij dat wenschen, of het moest uit hoffelijkheid zijn, weet ik eigenlijk niet; doch om uwentwil doet het mij genoegen, U nogmaals de toezending van f 50 te kunnen aankondigen. Misschien zal U dit aanmoedigen, met minder onlust voor V. te werken. Zal ik tegen 15 September weder iets anders voor U bedacht hebben? Ik wilde het zoo gaarne. In elk geval, vergeten doen wij U niet; mijne vrouw zoo min als ik. De eerste is regt gevoelig voor uwe dankbetuiging aan haar adres; niet om den dank, maar om de vriendelijkheid.
Vaar intusschen wél en geloof mij
[1866.]
den Uwen.