Aan denzelfden.
Bloemendaal, Zaturdag 11 Aug. 66.
Waarde Heer,
Mijne betrekking bij de Haarlemsche Courant is, in den grond der zaak, die van een bediende. U zeggen wat er aan uw werk ontbreekt, kan ik niet; want uwe brieven worden mij zelfs niet vertoond. Ik weet derhalve alleen, bij redenering, dat men niet voornemens is, U aan te stellen tot vast korrespondent. Immers, indien men dat voornemen koesterde, zou men mij uw werk ter hand stellen en mij opdragen er gebruik van te maken.
Doch zie hier al weder een ander voorstel; en moge er U uit blijken, dat het mij ernst is met den wensch U van dienst te zijn.
U met geld bijstaan, is boven mijn vermogen, en nevensgaand briefje van f 10 vertoont U den zuiveren maatstaf van die onmagt. Doch wel zou ik U voor eene poos, indien gij bij mij woudt komen logeren, de rust en de vrijheid kunnen verschaffen, waaraan gij zoo groote behoefte hebt. Blijf te Coblenz, totdat ik U (binnen weinige dagen, hoop ik) de f 25 zend, die U van de Haarlemsche Courant nog toekomen; gebruik dat geld om naar