Aan dezelfde.
Londen, Maandagmorgen.
Lieve Vrouw,
Uw allervriendelijkst briefje van Woensdag vond ik vrijdagavond bij mijne thuiskomst. Gij hebt braaf opgepast en uwe overwinning op Lina Pierson (zij schreef eerst vrijdag) is volkomen.
Morgen ochtend (dingsdag) ten elf ure vertrek ik van hier en hoop dus omstreeks hetzelfde uur 's avonds te Rotterdam aan te komen. Zoo ik slechts eenigzins kan (want ik wilde zoo gaarne even naar Dordrecht gaan) kom ik woensdagavond met den laatsten trein thuis. Anders donderdag 's morgens met den 1sten.
Velen in getal zijn de redenen waarom ik u niet eerder geschreven heb: uithuizigheid en vermoeidheid zijn daarvan de voornaamste geweest. Wij waren den ganschen dag en den ganschen avond in touw. Doch des te meer zal ik u te vertellen hebben bij mijne thuiskomst.
Dag liefste en allerliefste vrouw. Ik moet al weder voort. Bovendien: welke pennen en welke inkt! Geef aan Gideon vele zoentjes en wees in gedachte op uw mondje gekust van
Uw man.
[1862.]