Aanstonds na onze aankomst zijn wij, omdat het zulk fraai weêr was, gaan rijden en wandelen. Toen eten. Toen, als twee jongens van het gymnasium, naar Astley-theatre, anders gezegd het paardenspel! Nu, wij hadden kort te voren elk eene portie ‘college-pudding’ gegeten.
Wij zijn gelogeerd in eene korte en stille straat, uitloopende op eene zeer lange, zeer breede en allervreeselijkst drukke, te weten: 16 Norfolkstreet, Strand, Mr. Dickins. Ons logement is, van buiten gezien, een gesloten huis. Van binnen heeft het meer van een boardinghouse dan van een hôtel. Onze slaapkamer is hoog en klein, doch zindelijk en luchtig.
Zoo aanstonds gaan wij naar de Exhibition, om daar een groot deel van den dag te blijven. Tot hiertoe is mijn indruk van Londen, voornamelijk ten gevolge van het fraaije weder, allergunstigst. De waarlijk fraaije gebouwen zijn schaarsch. Daarentegen is er in het voorkomen der stad iets massiefs. Geen halfsteensch muurtjes, geen ornamenten van pleisterwerk. Alles kolossaal, breed, en somtijds hoog.
Het is mogelijk dat ik een dag vroeger, doch waarschijnlijk dat ik een dag later thuiskom: uiterlijk donderdagmorgen, in plaats van uiterlijk woensdagmorgen. Zie hier waarom. De Batavier, die zondag van hier terug gaat, was zóó vol, dat wij plaats hebben moeten nemen op eene andere boot, behoorende tot de Navigation Company. Deze booten varen zaturdags en maandags terug.
Dag lieve vrouw. Kan ik, dan schrijf ik spoedig weder. Zoen Gideon en vergeet mij niet.
Uw getrouwe.
[1862.]