verzoek. Nevensgaande bladen zijn de eerstelingen van een bundeltje hollandsche preken dat ik bezig ben te laten drukken en dat bestemd is, wanneer deze 10 vel met nog 10 andere tot 20 zullen zijn aangegroeid, den 1sten of anders den 13den December e.k. in het licht te verschijnen. Mag ik deze ‘Kanselredenen’ - ik weet tot nog toe geen beter titel - aan u ‘opdragen’? Dus luidt mijn verzoek. Niet bij praemeditatie, maar onder het schrijven en geheel ongezocht, is de lust en de behoefte om u deze bladzijden te wijden bij mij opgekomen. Welke ook en hoe vele de gebreken van dezen arbeid mogen zijn; elk woord, dit mag ik getuigen, is geschreven uit mijne ziel. Al stond uw naam niet op de eerste bladzijde, het zou niettemin een feit zijn dat deze liefde voor het Evangelie door u bij mij gewekt is. Doch uw naam, dunkt mij, mag daar alleen met uwe eigen en volkomen goedkeuring staan. Daarom zend ik u deze ‘schoone bladen,’ en zend ze u in tijds ten einde gij zonder storenis, bij uwe vele andere bezigheden, met den inhoud kennis maken en uw oordeel vestigen zoudt. Komt er weder iets van de pers, dan zend ik het u onder kruisband over de post; zoodat het laatste blad naauwelijks zal afgedrukt zijn of uwe rustige beslissing zal aanstonds kunnen volgen. In een voorberigt, dat ik gereed maak en onder de hand bijwerk, stel ik over den vorm dezer preken (alleen over hun vorm, want hun inhoud moet zichzelf òf aanbevelen òf veroordeelen) eenige opmerkingen bij elkander. Voor uwe bedenkingen, indien gij de goedheid wildet hebben mij die mede te deelen, is daar eene even gewenschte als geschikte plaats. Doch de hoofdzaak is en blijft of de bundel in zijn geheel, als kort begrip