gebeurd dat een gezegde van u, na jaren tusschentijds, mij voor het eerst regt helder is geworden, en dit is voor mij de proef op de som dat gij in waarheid mijn ‘meester’ zijt geweest. Zoo is dan ook mijn Nieuwjaarswensch dat gij nog lange, lange jaren voor velen door uw onderwijs een weldoener zijn en worden moogt, gelijk gij voor mij zijt geweest.
Mag ik u verzoeken aan mevrouw Scholten onze vriendelijke groeten over te brengen, die van mijne vrouw zoowel als de mijne? Ook zoudt ge mij zeer kunnen verpligten indien gij bij gelegenheid aan Prof. van Hengel woudt zeggen dat mijn stukje over zijne Romeinen (voor de Straatsburgsche Revue) onderhanden is en, zoodra mijne drukke bezigheden van dezen winter zulks toelaten, gereed zal zijn.