Aan dezelfde.
Middelburg, 1 Oct. [1860]
Lieve Vrouw,
Ik zit (maandagmorgen, half tien) nog altoos hoog en droog te Middelburg, en ben niet bij L. (wiens kinderen ongesteld zijn), maar bij de S. gelogeerd, insgelijks een Akademiekennis, ofschoon minder intiem. S. is sedert drie jaren getrouwd met een Amsterdamsche dame. Er zijn hier geen kleine kinderen, zoodat (!!) men in deze welgestoffeerde woning met wonderfraaijen tuin eene ongekende rust geniet.
Niet deze rust evenwel, maar iets anders is oorzaak dat ik in plaats van heden vanhier te vertrekken, eerst morgen naar 's Hage zal gaan. Er bestaat namelijk op zekere bibliotheek alhier, afkomstig uit de nalatenschap van den ouden heer Lambrechtsen, behalve een klein maar zeer fraai geschilderd portret, ook een pakje eigenhandige brieven van Bellamy. Vermoedelijk zijn deze brieven reeds in der tijd door Ockerse gebruikt. Mogelijk evenwel zijn zij tot hiertoe onbekend gebleven. Ik moet dit onderzoeken en blijf daarom een dag langer. - Ook aangaande Van der Palm ben ik een en ander te weten gekomen.
Op mijne reis naar hier heb ik zeer fraai weder getroffen. Op de boot had ik het, met mijn winterjas aan, eer te warm dan koud. Gisteren preekte ik met genoegen voor een vrij groot gehoor.
Dag snoesje. Het is tien ure en dit briefje moet naar de post. Kus ons kindje, en wees gekust van
Uwen Cd.