Brieven. Deel 1. 1847-1876
(1890)–Cd. Busken Huet– Auteursrecht onbekend
[pagina 84]
| |
Aan dezelfde.Mijn lief patientje,
Zieke menschen moeten wat hebben om te bekijken. Daarom zend ik u te bekijk (niet om te houden, wat denkt gij wel?) dit allerliefste prullemandje dat mevrouw Naber mij eergisteravond deed geworden. Vindt gij het niet keurig? Toch vind ik het briefje haast nog liever dan het bakje. Een klein mevrouwtje dat zoo ongezocht zulk een aardige wending aan een nederlandschen volzin weet te geven, verdient in een lijstje te worden gezet. Ziehier ook een zeer lang papier, een vervolg van de Amsterdamsche Reünie. Probeer eens of gij wijs kunt worden uit hetgeen pag. 7-11 te lezen staat over het lager onderwijs. Zooals gij zien zult, is er sprake van opterigten fransch-protestantsche scholen onder het toezigt der Walsche kerkeraden. Dit kerkeraadstoezigt vind ik zeer weinig begeerlijk en ik zou nooit mijne stem tot de uitvoering willen geven. Verbeeld u A.B.Z. enz. enz. zamen dirigerende eene positief protestantsche school voor de kinderen der gegoeden! Maar wat mij wel eenigzins toelagchen zou, is om hier ter stede, waar groot gebrek aan een goede fransche jongensschool bestaat, op grond van mijn persoonlijk krediet en geheel buiten den kerkeraad om, iets te doen naar aanleiding van Mounier's voorstel (het voorstel Ecole Primaire is van Mounier, de éénige van alle Walsche dominé's die nog eens een goeden inval heeft). Ik zou mij namelijk kunnen associëren met één der bestaande schoolhouders (bijv. Dubuy) en mij verbinden om bij hem aan huis dagelijks eene kleine | |
[pagina 85]
| |
godsdienstoefening (met gezang) te komen houden, vóór den aanvang der lessen, en bovendien onderwijs in de fransche en hollandsche litteratuur te geven aan de meest gevorderden, of anders vaderlandsche geschiedenis in het fransch. Hierdoor verbeeld ik mij, zou eene school als die van Dubuy veel kunnen winnen, niet slechts wat betreft de gehalte van het onderwijs, maar ook wat het getal leerlingen aangaat, en ik houd het er voor dat het mij niet moeijelijk vallen zou om mij op die manier zonder uitputtend werken, een honderd gulden of vijf inkomen te bezorgen. Denk hier eens over na, en zoo gij het plan gek vindt, vergeef mij dan mijne dwaasheid om de wille mijner liefde - voor wie, denkt gij? Ik zal het u zeggen: Voor een lief zoet kind dat met de koorts op het lijf naar bed is moeten gaan. Zult gij gaauw weer beter zijn? Gij zegt natuurlijk Ja: maar wij zullen eens zien of gij woord kunt houden. In elk geval kom ik eens naar u kijken, morgenavond na de catechisatie. Nu moet ik aan mijn Hervormingspreek (dien gij niet hooren zult, verstaat ge?) maar ik had geen lust aan het werk te gaan vóór ik u een klein woordje van deelneming had geschreven. Dag klein ding. - JeanneGa naar voetnoot1 heeft mij van uwentwege bevolen mij toch vooral warm in te stoppen. Ik zal het zeker doen, ofschoon het verliefder wezen zou, nu gij rilt, dat ik ook rilde. Maar gij weet wel, ik ben niet verliefd, vooral niet op u: De moeder hield van 't schalkje,
De vader niemendal.
Vrijdagavond. [1859] Adieu, mijn schalkje, |
|